Een diplont is een eukaryoot organisme, met alleen een diploïde generatie. Na de vorming van de haploïde geslachtscellen of gameten, versmelten deze tijdens de geslachtelijke voortplanting tot een diploïde zygote, die vervolgens uitgroeit tot een meercellig organisme. In een dergelijke diplofasische levenscyclus is er slechts één generatie.
Van alle lichaamscellen zijn bij diplonten alleen de gameten haploïde. Diplonten zijn organismen die een levenscyclus hebben waarbij de meiose plaatsvindt direct vóór de bevruchting, en dus bij de vorming van de gameten. Men spreekt ook wel van gametische meiose. Bij dit type cyclus is er geen sprake meer van een morfologische generatiewisseling.
Diplont met monogenetische cyclus | ||||||||
kernfase | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
diplofase (2n) |
← → |
haplofase (1n) |
||||||
Ge- ne- ra- tie |
zygote |
|
♂ gameten ♀ gameten | |||||
↓ | ↑ ↑ | |||||||
gameto- fyt |
|
↗↗ | ||||||
De diploïde zygote ontwikkelt zich door gewone celdeling (mitose) tot een eveneens diploïde gametofyt, die gameten vormt na een reductiedeling (meiose). Dit type cyclus komt voor bij verschillende algengroepen (Heterokontophyta, Chlorophyta), en schimmels (Oomycota en Ascomycota).
In enkele gevallen worden bij een diplont met een digenetische cyclus (een cyclus met twee generaties) de diploïde mitosporen gevormd door mitose bij een mitosporofyt. De gametofyt is dan ook diploïde, en vormt door meiose zijn haploïde gameten. Een voorbeeld is hier het groenwier Cladophora glomerata.
Diplont met monogenetische cyclus (bij dieren) | |||||||||||
kernfase | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
diplofase (2n) | ← → |
haplofase (1n) | |||||||||
Ge- ne- ra- tie |
♀ zygote |
♂ zygote |
|
(♂) zaadcellen (♀) eicellen | |||||||
↓ | ↓ | ↑ ↑ | |||||||||
♀ dier |
|
↗ ↑ | |||||||||
♂ dier |
|
↗ | |||||||||
Ook bij dieren is er slechts één, diploïde, generatie; de levenscyclus bij dieren is dus monogenetisch. In de geslachtsorganen, de testis van het mannelijke, en de eierstok van het vrouwelijke diploïde dier, worden via meiose respectievelijk de haploïde zaadcellen en de haploïde eicellen gevormd.
De bevruchte eicel (zygote) is weer diploïde.
Biologische levenscyclus van organismen met geslachtelijke voortplanting | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Cyto- logische kernfase- wisseling |
Organisme: → | Haplont | Diplont | Diplohaplont (Haplodiplont) | ||||
Kernfasen: → | Haplofase | Diplofase | Haplofase en diplofase afwisselend | |||||
Levenscyclus: → | Haplofasisch | Diplofasisch | Diplohaplofasisch = Heterofasisch | |||||
Meiose: → | Zygotisch | Gametisch | Sporisch = Intermediair | |||||
Morfo- logische generatie- wisseling |
Monogenetisch: (monofasisch) → |
Monogenetische haplont |
Monogenetische diplont |
|||||
Digenetisch: (difasisch) → |
Digenetische diplont |
Digenetische diplohaplonten
| ||||||
Trigenetisch: (trifasisch) → |
Trigenetische diplohaplont |
Levenscyclus: | anisosporie · diploïdie · generatiewisseling · haploïdie · heterosporie · isosporie · kernfasewisseling · levenscyclus · zygote |
Gametofytfase: | antheridium · antherozoïde · archegonium · eicel · gameet · gametangium · gametofyt · prothallium · spermatozoïde · voorkiem |
Sporofytfase: | dekvliesje · heterosporangiaat · heterosporie · indusium · homosporie · isosporangiaat · isosporie · leptosporangiaat · macrofyl · macrospore · macrosporofyl · microfyl · microspore · microsporofyl · polyploïdie · sorus · sporangiënhoopje · sporangiofoor · sporangium · spore · sporendoosje · sporocarp · sorocarp · sporofyt · strobilus · trofofyl · wortelstok |
Vegetatieve groei: | bladspil · cuticula · dichotome vertakking · epidermis · huidmondje · ligula · overtopping · pinnae · rachis · rizoïde |
Algemeen: | actinostele · dictyostele · plectostele · sifonostele · stele · teloom · teloomtheorie |
Ongeslachtelijke voortplanting: | apomixis · automixie · binaire deling · maagdelijke voortplanting · parthenogenese · vegetatieve vermeerdering · knopvorming |
Geslachtelijke voortplanting: | mannelijk (♂) · vrouwelijk (♀) · eenslachtig · tweeslachtig (⚥) · geslachtsverdeling · eenhuizig (dichogamie · protandrie · protogynie) · tweehuizig |
Metamorfose: | gedaanteverwisseling (volledige gedaanteverwisseling - onvolledige gedaanteverwisseling) · ei · imago · instar · larve · nimf · pop · subimago · vervelling |
Parasitisme: | ectoparasiet · endoparasiet · gastheer · gastheerwisseling · infestatie · parasiet · tussengastheer · tussenwaardplant · vector · waard · waardplant |
Mijlpalen van de levenscyclus: | meiose, reductiedeling ⇒ gameet (eicel, zaadcel) ⇒ bevruchting « plasmogamie ⇒ karyogamie » ⇒ zygote |
Generatiewisseling: | monogenetische cyclus · digenetische cyclus · trigenetische cyclus · gametofoor · gametofyt · gametogenese · generatie · spore · sporofyt · voorkiem |
Kernfasewisseling: | dikaryon · diplofase · diplohaplofasische · diplohaplont · diplofasische cyclus · diplont · diploïdie · haplofase · haploïdie · kernfase · haplofasische cyclus · haplont · heterofasische cyclus |
Meiotische deling: | gametische meiose · intermediaire of sporische meiose · zygotische meiose |
Ploïdie: | haploïdie · diploïdie · diploïdisatie · fractionatie · triploïdie · tetraploïdie · hexaploïdie · octoploïdie · euploïdie (alloploïdie · autoploïdie) · aneuploïdie |
Afwisseling van individuen: | haplobiont · diplobiont |
Verdere: | levenscyclus (zaadplanten) · levensfase · chronologie van de menselijke zwangerschapsontwikkeling · embryogenese |