Dit artikel gaat in op het onderwerp Pofadders, dat de aandacht heeft getrokken van verschillende disciplines en studiegebieden. Pofadders heeft de belangstelling gewekt van onderzoekers, academici, professionals en het grote publiek vanwege de relevantie en impact ervan vandaag de dag. In dit artikel zullen verschillende aspecten met betrekking tot Pofadders worden onderzocht, van de geschiedenis en evolutie ervan tot de implicaties ervan in de huidige context. Verschillende perspectieven en benaderingen zullen worden geanalyseerd om een alomvattende en verrijkende visie op Pofadders te bieden, met als doel een groter begrip te genereren en een geïnformeerd debat over dit onderwerp te bevorderen.
Pofadders | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Bovenaanzicht van de gabonadder (Bitis gabonica), exemplaar in gevangenschap. | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Bitis Gray, 1842 | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Pofadders op ![]() | |||||||||||||||
|
Pofadders[1] (Bitis) zijn een geslacht van zeer giftige slangen uit de onderfamilie echte adders (Viperinae) van de familie adders (Viperidae).
De wetenschappelijke naam van de groep werd voor het eerst voorgesteld door John Edward Gray in 1842. De slangen werden eerder aan andere geslachten toegekend, zoals Vipera, Echidna en Coluber. Er zijn achttien soorten, inclusief de pas in 2016 beschreven soort Bitis harenna.[2]
De slangen bereiken een lichaamslengte van ongeveer een tot twee meter. Kleinere soorten zoals de dwergpofadder (Bitis peringueyi) echter blijven aanzienlijk kleiner tot ongeveer 30 centimeter. De kop is duidelijk te onderscheiden van het lichaam door de aanwezigheid van een insnoering. Het lichaam is vaak erg dik en stevig gebouwd. De ogen zijn relatief klein en hebben een verticale pupil.[3]
Alle soorten zijn zeer goed gecamoufleerd en hebben kleuren die lijken op de ondergrond. Veel soorten hebben buiten hun leefomgeving opvallende kleuren en patronen die echter in de natuurlijke habitat volledig wegvallen tegen de ondergrond. Deze kleuren maken pofadders extra gevaarlijk omdat ze nagenoeg onzichtbaar zijn en in het veld pas op het laatste moment worden opgemerkt.
De vrouwtjes zetten geen eieren af maar zijn eierlevendbarend, de jongen komen levend ter wereld. Op het menu staan vaak voornamelijk zoogdieren, maar ook reptielen, amfibieën, vogels en vissen worden gegeten.[3] Pofadders zijn zeer giftig en hun beet is dodelijk voor mensen. De naam pofadder slaat op het hijgende, puffende geluid dat ze voortbrengen als ze worden bedreigd.[4]
Pofadders komen voor in grote delen van centraal- en zuidelijk Afrika en leven in de landen Benin, Nigeria, Tsjaad, Centraal-Afrikaanse Republiek, Kameroen, Oeganda, Equatoriaal-Guinea, Congo-Brazzaville, Congo-Kinshasa, Angola, Zambia, Kenia, Rwanda, Gabon, Tanzania, Zimbabwe, Mozambique, Zuid-Afrika, Malawi, Togo, Ethiopië, Ghana, Ivoorkust, Liberia, Sierra Leone, Guinea, Namibië, Guinee-Bissau, Swaziland, Burundi, Burkina Faso, Niger, Eritrea, Somalië, Gambia, Senegal, Mauritanië, Mali, Soedan, Algerije, Marokko, Saoedi-Arabië en Oman.[2] De habitat bestaat uit scrublands, graslanden, rotsige omgevingen, bossen, savannen en zandduinen.
Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan negen soorten een beschermingsstatus toegewezen. Vijf soorten worden beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC), een soort als 'onzeker' (Data Deficient of DD) en twee soorten als 'kwetsbaar' (Vulnerable of VU). De soort Bitis albanica ten slotte staat te boek als 'bedreigd' (Endangered of EN).[5]
Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.
Referenties
Bronnen