In dit artikel wordt de kwestie Cerrophidion behandeld, een kwestie die vandaag de dag van groot belang is. Cerrophidion heeft de aandacht getrokken van experts en het grote publiek, waardoor een breed debat op verschillende gebieden is ontstaan. Door de jaren heen is Cerrophidion het onderwerp geweest van uitgebreid onderzoek en heeft het aanzienlijke veranderingen ondergaan, waardoor er steeds meer belangstelling is ontstaan voor het begrijpen van de impact en het bereik ervan. In deze context is het essentieel om de implicaties van Cerrophidion en de invloed ervan in verschillende contexten in detail te analyseren. In dit artikel wordt geprobeerd de verschillende facetten van Cerrophidion uitvoerig te onderzoeken, waarbij we dieper ingaan op de meest relevante aspecten ervan en een alomvattend beeld geven van het belang ervan in het huidige panorama.
Cerrophidion | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Cerrophidion godmani | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Cerrophidion Campbell & Lamar, 1992 | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Cerrophidion op ![]() | |||||||||||||||
|
Cerrophidion is een geslacht van slangen uit de familie adders (Viperidae) en de onderfamilie groefkopadders (Crotalinae).
De wetenschappelijke naam van de groep werd voor het eerst voorgesteld door Campbell en Lamar in 1992. De slangen werden eerder aan andere geslachten toegekend, zoals Bothriechis, Lachesis, Bothrops, Trimeresurus en Porthidium. Er zijn vijf soorten, inclusief twee soorten die pas in 2012 werden beschreven.[1]
Het geslacht is verschillende malen van samenstelling gewijzigd. Er zijn zowel soorten tot een ander geslacht benoemd als soorten die pas recentelijk zijn beschreven. De soort Mixcoatlus barbouri behoorde vroeger tot deze groep, de soorten Cerrophidion sasai en Cerrophidion wilsoni zijn pas in 2012 voor het eerst wetenschappelijk beschreven. De literatuur over deze groep van slangen is hierdoor vaak verouderd.
De slangen blijven klein en bereiken een lichaamslengte tot ongeveer een meter. Het lichaam is cilindrisch, de staartpunt is niet beweeglijk zoals bij veel andere groefkopadders voorkomt. De kop is duidelijk te onderscheiden van het lichaam door de aanwezigheid van een insnoering. De ogen zijn relatief groot en hebben een verticale pupil. De slangen hebben 17 tot 25 rijen schubben in de lengte op het midden van het lichaam. Onder de staart zijn ongepaarde staartschubben aanwezig.[2]
De vrouwtjes zetten geen eieren af maar zijn eierlevendbarend, de jongen komen levend ter wereld.[2]
Alle soorten komen voor in delen van Noord- en Midden-Amerika en leven in de landen Honduras, El Salvador, Nicaragua, Costa Rica, Panama, Mexico en Guatemala.[1] De habitat bestaat uit vochtige tropische en subtropische bergbossen, droge tropische en subtropische bossen en graslanden. Ook in door de mens aangepaste streken zoals plantages en aangetaste bossen kunnen de dieren worden aangetroffen.
Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan drie soorten een beschermingsstatus toegewezen. Twee soorten worden beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC) en een als 'onzeker' (Data Deficient of DD).[3]
Het geslacht omvat de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.
Naam | Auteur | Verspreidingsgebied |
---|---|---|
Cerrophidion godmani | Günther, 1863 | Mexico, Guatemala |
Cerrophidion petlalcalensis | López-Luna, Vogt & Torre-Loranca, 1999 | Mexico |
Cerrophidion sasai | Jadin, Townsend, Castoe & Campbell, 2012 | Costa Rica, Panama |
Cerrophidion tzotzilorum | Campbell, 1985 | Mexico |
Cerrophidion wilsoni | Jadin, Townsend, Castoe & Campbell, 2012 | Honduras, El Salvador, Nicaragua |
Referenties
Bronnen