In dit artikel zullen we het onderwerp Azemiopinae vanuit verschillende perspectieven behandelen met als doel ons te verdiepen in het belang en de relevantie ervan vandaag de dag. Azemiopinae is een onderwerp dat in verschillende sectoren een groeiende belangstelling heeft gewekt en een gedetailleerde analyse kan licht werpen op de vele facetten ervan. In de volgende paar regels zullen we de verschillende aspecten van Azemiopinae verkennen, waarbij we verschillende meningen en benaderingen presenteren die de lezer in staat zullen stellen de complexiteit en betekenis van dit onderwerp volledig te begrijpen. Via een multidisciplinaire aanpak zullen we ons verdiepen in de gevolgen en uitdagingen van Azemiopinae, en zo een alomvattende visie bieden die zal bijdragen aan de kennis en het begrip van dit fenomeen.
Azemiopinae | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||
Fea-adder (Azemiops feae) | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Onderfamilie | |||||||||||||
Azemiopinae Liem, Marx & Rabb, 1971 | |||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||
Azemiopinae op ![]() | |||||||||||||
|
Azemiopinae is een onderfamilie van slangen die behoort tot de familie adders (Viperidae).
De onderfamilie werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Karel F. Liem, Hymen Marx en George Rabb in 1971. De groep werd lange tijd slechts vertegenwoordigd door een enkele soort; de fea-adder (Azemiops feae), waardoor het geslacht Azemiops monotypisch was. Sinds 2013 echter is een tweede soort beschreven; Azemiops kharini.[1] Het geslacht Azemiops werd beschreven door George Albert Boulenger in 1888.
De onderfamilie wordt vertegenwoordigd door de volgende soorten, met de auteur en het verspreidingsgebied.
Naam | Auteur | Verspreidingsgebied |
---|---|---|
Fea-adder (Azemiops feae) |
Boulenger, 1888 | Myanmar, Vietnam, China, Tibet |
Azemiops kharini | Orlov, Ryabov & Nguyen, 2013 | Vietnam, China, Laos |
De adders worden als primitieve soorten gezien vanwege de gladde schubben die bij de meeste soorten adders juist gekield zijn, iedere schub heeft bij de meeste adders een opstaande lengtekiel. Ook de schubben van de kop wijken af; ze zijn niet klein zoals bij alle andere adders maar bestaan uit grote schubben die vergelijkbaar zijn met de kopschubben van slangen uit andere families zoals de toornslangachtigen of de koraalslangachtigen.
De soorten komen voor in delen van Azië en leven in de landen Myanmar, Vietnam, China, Tibet en Laos.[1]
Door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN is aan een soort een beschermingsstatus toegewezen. De fea-adder wordt beschouwd als 'veilig' (Least Concern of LC).[2]
Referenties
Bronnen