Levensduur (plant)

Uiterlijk naar zijbalk verplaatsen verbergen Levenscyclus en levensduur van zaadplanten
  • Zaadplanten kunnen worden ingedeeld naar hun levensduur op grond van het aantal malen dat de plant gedurende zijn hele leven bloeit in monocarpische planten en overblijvende planten. Een verdere onderverdeling van de overblijvende planten is naar de mate van verhouting van de stengels en takken.

    Monocarpische planten

    Beklierde ogentroost, Euphrasia rostkoviana, eenjarige halfparasiet, o.a. op grassen

    Monocarpische of semelpare planten bloeien slechts eenmaal. Deze planten worden ook hapaxanten genoemd. Het kenmerk is dat de plant zich slechts eenmaal in zijn leven voortplant. De plant sterft na de bloei en vruchtzetting af. Een verdere onderverdeling is afhankelijk er van of de plant zijn gehele levenscyclus afwikkelt binnen een jaar, in twee jaar of daar meer jaren voor nodig heeft:

    1. ☉ Eenjarige planten voltooien hun levenscyclus van kieming tot zaad binnen één jaar.
    2. ⚇, ☉☉ Tweejarige planten leven twee jaar waarbij de planten in het eerste jaar kiemen en groeien. In het tweede jaar bloeien de planten en produceren ze zaad, hierna sterven de planten af.
    3. ♾ Meerjarige planten doen verscheidene jaren over hun ontwikkeling, maar aan het eind daarvan bloeien ze slechts eenmaal. Bekende voorbeelden zijn een aantal bamboe's die na een lange periode van vegetatieve groei eenmaal bloeien en dan afsterven.

    Met meerjarige planten worden niet de vaste planten of overblijvend kruiden bedoeld die vaker tijdens hun leven kunnen bloeien. Vaste planten hebben ook geen verhoute maar kruidachtige stengels.

    Overblijvende planten

    Levenscyclus van zaadplanten
    zaad  →  verspreiding,
    dormancy, kieming
     →  kiemplant
    generatieve
    voortplanting
    groei
     
    ontwikkeling van
    voortplantingsorganen
     
    voortplantings-
    stadium
    jeugd-
    stadium

     
    vegetatieve voortplanting,
    en verjonging

     
    veroudering
    ouderdoms-
    stadium

    Overblijvende planten, ook wel polycarpische of iteropare planten, bloeien meermalen gedurende hun leven. Deze planten hebben vaak een vertakte hoofdwortel, verhoute stengels en niet-bloeiende (vegetatieve) stengels en kunnen meerdere malen in hun leven bloeien. De belangrijkste verdere onderverdeling is naar secundaire diktegroei - de aanwezigheid van een verhoute stengel of stam.

    ♃ (symbool voor Jupiter) vaste plant of overblijvend kruid. Een vaste plant is een kruidachtige en niet-verhoute, overblijvende zaadplant, die meer dan eenmaal tijdens zijn levensduur kan bloeien én langer dan twee jaar leeft.

    ♄ (symbool voor Saturnus) houtige plant. Houtige planten worden gekenmerkt door secundaire diktegroei, waardoor de takken, stammen en wortels veel hout bevatten.

    Herkenning

    Aan de hand van de bouw van de plant valt de levensduur in te schatten, zoals aan de aan- of afwezigheid van vegetatieve spruiten, de mate van verhouting van de stengels en wortels, de vertakking van de wortels, de aan- of afwezigheid van uitlopers, bollen en knollen.

    Voorbeelden:

    Zie ook

    · · Sjabloon bewerken Beschrijvende plantkunde: terminologie voor zaadplanten Algemeen, habitus
    Levensvorm, groeivorm:fytografie · boom · boomkruin · bladverliezend · chamefyt · dwergstruik · eenjarige plant · epifyt · fanerofyt · fenologie · geofyt · grasachtige plant · groeivorm · groenblijvend · halfstruik · hapaxant · heester · helofyt · hemikryptofyt · houtige plant · hydrofyt · klimplant · kruidachtig · levensduur · levensvorm · liaan · loofboom · loofverliezend · meerjarige plant · monocarpisch · naaldboom · overblijvend kruid · overblijvende plant · pol · rozet · struik · succulent · teloomtheorie · thallus · therofyt · tweejarige plant · vaste plant · waterplant
    Cellen en Weefsels
    Anatomie & morfologie:apoplast · bladgroenkorrel · celwand · chloroplast · collenchym · cortex · cuticula · eicel · epidermis · felleem · fellogeen · felloderm · floëem · gameet · gametofyt · haar · houtvat · huidmondje · hypodermis · intercellulair · klierhaar · kurk · kurkcambium · kurkschors · merg · meristeem · middenlamel · palissadeparenchym · parenchym · periderm · plantaardige cel · plastide · schors · sclereïde · sclerenchym · spermatozoïde · sponsparenchym · steencel · stippel · symplast · topmeristeem · trachee · tracheïde · tylose · vaatbundel · vacuole · vrucht · xyleem · zaadcel · zeefvat · zygote
    Organen, orgaanstelsels
    Wortel:bijwortel · centrale cilinder · diktegroei · endodermis · exodermis · luchtwortel · medulla · merg · penwortel · pericambium · pericykel · rhizodermis · rizoïde ·secundaire diktegroei · centrale cilinder · topmeristeem · wortel · wortelhaar · wortelmutsje · zijwortel
    Stengel, stam:bast · cambium · centrale cilinder · cladodium · cladofyl · concaulescentie · cortex · diktegroei · fyllocladium · knoop · lenticel · metatopie · stekel · stele · spil · stengel · tak · topmeristeem · schors · stam · uitloper · vertakking · wortelstok
    Blad:ader · blad · bladgroen · bladgroenkorrel · bladkussen · bladmoes · bladnerf · bladschede · bladschijf · chloroplast · bladstand · bladsteel · bladvoet · catafyl · cladoprofyllum · chlorenchym · fyllodium · fyllotaxis · hoofdnerf · kokertje · ligula · nerf · nervatuur · prefoliatie · ptyxis · steunblaadje · tongetje · tuitje · vernatie · zaadlob · zijnerf
    Levenscyclus, bloei, voortplanting
    Bloemgameetspore:actinomorf · androecium · androfoor · androgynofoor · anthofoor · anthere · anthotaxis · bijkelk · bloemstengel · bloeiwijze · bloemgestel · bloem · bloembodem · bloembekleedsel · bloemdek · bloemdekblad · bloemkroon · bloemstengel · bractee · calyx · carpel · carpofoor · caulis · connectivum · corolla · discus · epicalyx · estivatie · filament · funiculus · gametofyt · gynoecium · gynofoor · helmbindsel · helmdraad · helmhokje · helmhokje · hoogteblad · hypanthium · hypsofyl · inflorescentie · integument · kegel · kelk · kelkblad · knopligging · kroon · kroonblad · macrospore · meeldraad · meeldraaddrager · microspore · nucellus · omwindsel · ovarium · ovulum · periant · perigoon · petaal · pollenbuis · receptaculum · schijf · schutblad · sepaal · sporangium · spore · sporofyl · sporophyllum · sporofyt · stamper · stamperdrager · stempel · stengel · stigma · stijl · stylopodium · strobilus · tepaal · theca · vruchtbeginsel · vruchtblad · zaadknopkern · zygomorf
    Zaadvruchtkieming:carpel · cotyl · cryptocotylair · embryo · endosperm · epigeïsch · fanerocotylair · hypogeïsch · integument · kieming · kiemopening · kiemwit · micropyle · micropylaire buis · mierenbroodje · navelstreng · perisperm · placenta · pluimpje · schijnvrucht · vaatmerk · vrucht · vruchtbeginsel · vruchtblad · zaad · zaadbeginsel · zaadknop · zaadhuid · zaadlijst · zaadlob · zygote
    · · Sjabloon bewerken Plantkunde en deelgebieden Geobotanie (planten als onderdeel van de biosfeer)
    Plantengeografie:adventief · areaal · beschermingsstatus · bioom · endemie · exoot · flora · floradistrict · floristiek · hoogtezonering · invasieve soort · Plantengeografie · status · stinsenplant · uitsterven · verspreidingsgebied
    Paleobotanie:archeobotanie · dendrochronologie · fossiele planten · gyttja · palynologie · pollenzone · varens · veen
    Vegetatiekunde & plantenoecologie:abundantie · associatie · bedekking · biodiversiteit · biotoop · boomlaag · bos · Braun-Blanquet-methode · broekbos · climaxvegetatie · clusteranalyse · coenocline · concurrentie · constant taxon · contactgemeenschap · differentiërend taxon · dwergstruweel · ecologische gradiënt · ecologische groep · Ellenberg-indicatorwaarde · gemeenschapsgradiënt · grasland · heide · kentaxon · kruidlaag · kwelder · minimumareaal · moeras · moslaag · ordinatie · pioniersoort · plantengemeenschap · potentieel natuurlijke vegetatie · presentie · regenwoud · relevé · ruigte · savanne · schor · steppe · struiklaag · struweel · successie · syntaxon · syntaxonomie · Tansley (methode) · toendra · tropisch regenwoud · trouw · veen · vegetatie · vegetatielaag · vegetatieopname · vegetatiestructuur · vegetatietype · vergrassing · verlanding
    Idiobotanie (planten onder gecontroleerde omstandigheden)
    Plantenmorfologie & -anatomie:beschrijvende plantkunde · adventief · apoplast · blad · bladgroenkorrel · bladstand · bloeiwijze · bloem · bloemkroon · boomkruin · celwand · chloroplast · collenchym · cortex · cuticula · eicel · epidermis · felleem · fellogeen · felloderm · fenologie · floëem · fytografie · gameet · gametofyt · groeivorm · haar · houtvat · huidmondje · hypodermis · intercellulair · intercellulaire ruimte · kelk · kroonblad · kurk · kurkcambium · kurkschors · levensduur · levensvorm · merg · meristeem · middenlamel · palissadeparenchym · parenchym · periderm · plantaardige cel · plastide · schors · sclereïde · sclerenchym · spermatozoïde · sponsparenchym · sporofyt · stam · steencel · stengel · stippel · symplast · tak · thallus · topmeristeem · trachee · tracheïde · tylose · vaatbundel · vacuole · vrucht · wortel · xyleem · zaad · zaadcel · zeefvat · zygote
    Plantenfysiologie:ademhaling · bladzuigkracht · evapotranspiratie · fotoperiodiciteit · fotosynthese · fototropie · fytochemie · gaswisseling · geotropie · heliotropisme · nastie · plantenfysiologie · plantenhormoon · rubisco · stikstoffixatie · stratificatie · transpiratie · turgordruk · vernalisatie · winterhard · worteldruk
    Plantensystematiek:taxonomie · botanische nomenclatuur · Angiosperm Phylogeny Group · APG I-systeem · APG II-systeem · APG III-systeem · APG IV-systeem · algen · botanische naam · cladistiek · Cormophyta · cryptogamen · classificatie · embryophyta · endosymbiontentheorie · endosymbiose · evolutie · fanerogamen · fylogenie · generatiewisseling · groenwieren · hauwmossen · kernfasewisseling · korstmossen · kranswieren · landplanten · levenscyclus · levermossen · mossen · PPG I-systeem · Pteridophyte Phylogeny Group · roodwieren · varens · zaadplanten · zeewier
    Overig
    Bijzondere plantkunde:algologie · bryologie · dendrologie · fycologie · lichenologie · mycologie · pteridologie