Tegenwoordig is Dwergstruik een onderwerp dat van groot belang is voor een breed spectrum van mensen. Naarmate de tijd verstreek, is Dwergstruik steeds belangrijker geworden op verschillende terreinen van het dagelijks leven, en is het voor velen een punt van reflectie en debat geworden. Van de impact ervan op de samenleving tot de implicaties op persoonlijk niveau is Dwergstruik erin geslaagd de aandacht te trekken en de interesse van een groot aantal individuen te wekken. In dit artikel zullen we verschillende perspectieven en benaderingen met betrekking tot Dwergstruik verkennen, om een breed en compleet beeld van dit onderwerp te bieden dat in de toekomst ongetwijfeld relevant zal blijven.
Een dwergstruik of dwergheester (Latijn: suffrutex) is een laagblijvende, direct vanaf de voet vertakte houtige plant. Ze worden niet hoger dan ongeveer 50 cm en vormen geen stam.[1] Dwergstruiken worden tot de chamefyten gerekend. Voorbeelden van geslachten die worden vertegenwoordigd door dwergstruiken zijn dophei (Erica), lavendel (Lavandula), struikhei (Calluna), kraaihei (Empetrum) en linnaeusklokje (Linnaea).
Het verschil tussen een dwergstruik en een 'gewone' struik is echter niet scherp gedefinieerd. Binnen de plantensystematiek hangt de onderscheiding van dwergstruiken geenszins samen met taxonomische opvattingen. Voorts kunnen soorten die doorgaans voorkomen als dwergstruik in bovenmaatse gevallen toch soms ruim boven een hoogte van 50 cm komen.
Omdat dwergstruiken meestal niet hoger worden dan de eventueel aanwezige omringende kruiden, worden ze tot de kruidlaag van een vegetatie gerekend (en dus niet tot de struiklaag). Wanneer dwergstruiken de symmorfologie van een vegetatie bepalen, vormen zij een formatie die men een dwergstruweel noemt.