In het artikel van vandaag gaan we ons verdiepen in de fascinerende wereld van Torenvalk. Of u nu een expert op dit gebied bent of voor de eerste keer op zoek bent naar informatie, dit artikel is bedoeld om u een breed overzicht te geven van Torenvalk. We zullen de oorsprong ervan onderzoeken, de impact ervan op de hedendaagse samenleving, en een blik werpen op de toekomst ervan. Ongeacht uw kennisniveau over Torenvalk, we hopen dat dit artikel interessant en verrijkend is voor al onze lezers.
Torenvalk IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2021) | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||
Volwassen mannetje | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Falco tinnunculus Linnaeus, 1758 | |||||||||||||
![]() | |||||||||||||
Volwassen vrouwtje | |||||||||||||
![]() | |||||||||||||
Verspreidingsgebied ■ zomergebied (lichtgroen)
■ permanent leefgebied (donkergroen)
■ doortrekgebied (lichtblauw)
■ overwinteringsgebied (donkerblauw)
| |||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||
Torenvalk op ![]() | |||||||||||||
|
De torenvalk (Falco tinnunculus) is een roofvogel uit de familie van de valkachtigen (Falconidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus in de tiende editie van Systema naturae.[2]
Een volwassen exemplaar is 30 tot 38 centimeter groot.[3] De vleugelspanwijdte is 65 tot 80 centimeter. Het mannetje heeft een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine rug, en vleugels met donkere vlekken. De staart is blauwachtig grijs en heeft een zwarte eindband. Het vrouwtje is identiek aan het mannetje, maar heeft een bruine kop en nek, dwarsbandjes op de rug en vleugels, en een bruine staart zonder zwarte eindband.
Lichaamsgewicht: vrouwelijke torenvalk: circa 190-280 gram; mannelijke torenvalk: circa 180-230 gram.
Het voedsel bestaat voornamelijk uit kleine zoogdieren en vogels zoals reisduiven of wilde duiven alsook kleinere soorten vogels. Ook insecten zoals kevers en muizen behoren tot hun voedsel.
Torenvalken bouwen zelf geen nest, maar kiezen vaak een oud kraaiennest als nestplaats. Ook gebruiken ze graag nestkasten waar ze zicht hebben op een open ruimte waar ze kunnen speuren naar voedsel. Het legsel bestaat uit vier tot zes witte, rode of geelgrijze eieren. De jongen blijven 27-35 dagen in het nest. Ze bereiken geslachtsrijpheid op de leeftijd van 10 maanden.
Het gehele jaar komen torenvalken in een groot deel van Europa voor. In Nederland en België is het een vrij schaarse broedvogel die is opgenomen op de Rode lijst. In Scandinavië en Noord-Rusland zijn de dieren alleen in de zomer aan te treffen. Ze komen voor op allerlei plaatsen, van weilanden en bosranden tot in steden. De dieren zijn vaak jagend te zien langs autowegen.
Er worden elf ondersoorten onderscheiden:
Torenvalken kunnen stil in de lucht hangen door met snel bewegende vleugels en een gespreide staart tegen de wind in te vliegen. Dit wordt 'bidden' genoemd. Tijdens het stil op een plek hangen kijken ze naar beneden op zoek naar een prooi. Als ze deze hebben gevonden, duiken ze erop af.
Een hardnekkige mythe stelt dat de jacht van de torenvalk succesvol is doordat hij het UV-licht van de muizenurine kan waarnemen. Reeds lang is geweten dat het netvlies van jachtvogels UV-stralen kunnen registreren. Doch uit onderzoek in 2013 bleek dat de ooglens slecht een deel van het UV-spectrum doorlaat.[4] Door de beperkte doorgelaten golflengte stelt men dat dit geen significant verschil maakt bij het jachtsucces.[5]