In de wereld van vandaag is Scandinavië een onderwerp dat grote belangstelling en debat genereert onder specialisten en het grote publiek. Vanaf het begin tot aan de huidige evolutie heeft Scandinavië de aandacht getrokken van miljoenen mensen over de hele wereld. Via verschillende perspectieven en benaderingen probeert dit artikel de verschillende facetten van Scandinavië te verkennen en analyseren, en biedt het een alomvattende visie die ons in staat stelt het belang en de impact ervan op de samenleving te begrijpen. Van de meest relevante aspecten tot de mogelijke uitdagingen en toekomstige implicaties, dit artikel heeft tot doel een complete en verrijkende visie op Scandinavië te bieden.
Scandinavië is de naam waarmee een gebied in het noorden van Europa wordt aangeduid. De term Scandinavië wordt op drie verschillende manieren gedefinieerd:
Het ruimere begrip Fennoscandinavië omvat de landen Noorwegen, Zweden en Finland, de Russische deelrepubliek Karelië en het Russische schiereiland Kola en komt grotendeels overeen met het Baltisch schild.
Cultureel lagen de Scandinavische landen steeds aan de periferie van Europa. De renaissance had er pas laat invloed.
Het woord wordt voor het eerste gebruikt door Plinius de Oudere (23-79) in de vorm 'Scadinauia' en is waarschijnlijk gevormd uit de Oudgermaanse woorden 'skadin' (schade) en 'auio' (eiland). Het betekende dus zoveel als ‘beschadigde, gescheurde, gevaarlijke kust’. Deze oorspronkelijke betekenis heeft overleefd in lokale namen zoals het Zuid-Zweedse landschap Skåne (Schonen).
De talen Noors, Zweeds en Deens worden vaak aangeduid als de Scandinavische talen. Dit in tegenstelling tot de Noord-Germaanse talen, waaronder ook IJslands en Faeröers vallen. De talen zijn vermoedelijk rond het jaar 800 ontstaan als dialecten van het in heel Scandinavië gesproken Oernoords, en ze lijken zo op elkaar dat ze onderling verstaanbaar zijn. In de Hanzetijd werden de Scandinavische talen sterk beïnvloed door het Middelnederduits, de voorloper van de huidige Nederduits/Nedersaksische taalgroep. De term Scandinavisch wordt gebezigd voor Noors, Zweeds en Deens als ging het om één taal, maar voor de Scandinaviërs zelf is Scandinavisch vooral de taal die mensen uit de drie landen spreken tegen elkaar. Dat komt erop neer dat men de eigen taal zeer duidelijk articuleert en de paar typische woorden die uniek zijn voor de eigen taal ontwijkt. Als dat onmogelijk is, vervangt men het door het woord in de taal van de gesprekspartner of door het Engelse equivalent. Scandinavisch spreken is voor de Scandinaviërs zelf dan ook erg onnatuurlijk. Ook het Gøtudanskt dat op de Faeröer en het Deens dat in IJsland op school wordt onderwezen wordt ervaren als Scandinavisch.