Joegoslavië

Jugoslavija
Југославија
Vlag van Joegoslavië Wapen van Joegoslavië (Details)
Joegoslavië
Basisgegevens
Talen Servo-Kroatisch, Sloveens (sinds 1944), Macedonisch (sinds 1944)
Hoofdstad Belgrado
Regeringsvorm Constitutionele monarchie (tot 1941),
Republiek (sinds 1944)
Oppervlakte 255.962 km² tot 102.173 km² (Servië en Montenegro) km²
Overige
UTC +1 (zomer +2)
Web | Code | Tel. .yu | YUG | 38
Topografie
Joegoslavië
Portaal  Portaalicoon   Landen & Volken

Joegoslavië was tussen 1918 en 2003 de naam van meerdere opeenvolgende staten in Zuid-Europa op de Balkan. De hoofdstad was telkens Belgrado. Vanaf 2003 heette een deel van het land Servië en Montenegro, in 2006 viel het uiteen in Servië en Montenegro. Joegoslavië grensde aan Italië, Oostenrijk, Hongarijë, Roemenië, Bulgarijë, Griekenland en Albanië.

De opvolgende staten van Joegoslavië zijn Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Slovenië. Het betwiste Kosovo riep in 2008 een eenzijdige onafhankelijkheid uit van Servië en was binnen Joegoslavië een autonome provincie.

Koninkrijk Joegoslavië

Zie Koninkrijk Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het eerste Joegoslavië (1917-1942) was een monarchie. Van 1918 tot 1929 heette het het Koninkrijk der Serviërs, Kroaten en Slovenen en vanaf 1929 tot 1941 het Koninkrijk Joegoslavië.

Republiek Joegoslavië

Zie Socialistische Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het tweede Joegoslavië (1943-1992) was het meest bekend: de marxistisch-leninistische staat onder leiding van Josip Broz (beter bekend onder zijn schuilnaam en later bijnaam Tito). Deze staat heette van 1943 tot 1945 de Federale Democratische Republiek Joegoslavië, van 1945 tot 1963 de Federale Volksrepubliek Joegoslavië en van 1963 tot 1992 de Socialistische Federale Republiek Joegoslavië.

Staatsinrichting (1946-1992)

De communisten, sinds 1945 aan de macht, riepen in 1946 na de verkiezingsoverwinning de Federale Volksrepubliek Joegoslavië uit. Staatshoofd werd Ivan Ribar, maar de werkelijke macht lag bij Josip Tito, die in 1953 het ambt van staatshoofd op zich nam.

Tot 1963 had Joegoslavië een grondwet die sterk op die van de Sovjet-Unie leek. In 1963 werd er een nieuwe grondwet aangenomen waarin Joegoslavië de naam Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië kreeg. Staatshoofd van Joegoslavië was de president. Josip Broz Tito, die sinds 1953 dit ambt bekleedde, bleef dit ambt vervullen en werd na de grondwetswijziging van 1974 president voor het leven. De president was tevens voorzitter van het Presidium van het Presidentschap. Dit presidium bestond uit de presidenten van de deelrepublieken, plus de voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. Uit hun midden werd steeds een president gekozen die het ambt één jaar mocht bekleden. Omdat Tito president voor het leven was, ging dit roulerend systeem pas in 1980 - het jaar van Tito's overlijden - in. In vergelijking met andere marxistisch-leninistische staten bezat de president een relatief grote macht.

Naast het presidentschap kende men in Joegoslavië tot 1992 tevens het voorzitterschap van de Federale Uitvoerende Raad, vergelijkbaar met het ambt van minister-president of eerste minister. De Federale Uitvoerende Raad werd uit het midden van het verenigde parlement gekozen. Het ambt van minister was in 1953 afgeschaft en vervangen door dat van secretaris. De secretarissen waren dus lid van het parlement en belast met het uitvoeren van de besluiten.

Grondgebied door de jaren heen van het eerste, tweede en derde Joegoslavië

Joegoslavië kende een tweekamerparlement (volgens de grondwetswijziging van 1974). In de Bondskamer hadden 220 leden zitting; 30 voor de zes verschillende republieken en 20 voor de twee autonome provincies. Deze vertegenwoordigers werden via getrapte verkiezingen (dat wil zeggen indirect) gekozen. De Kamer van de Republiek en de Autonome Provincies bestond uit 88 leden (12 leden voor iedere republiek, 8 leden voor iedere autonome provincie). Deze Kamer werd gekozen uit het midden van de diverse deelparlementen van de republieken.

De gemeenteraden hadden twee-kamers: één door burgers gekozen kamer en één door arbeiders- en boeren samengestelde kamer (bestaande uit afgevaardigden van deze beroepsgroepen).

De deelrepublieken hadden ieder een eigen grondwet, die echter allemaal sterk op elkaar leken. Daarnaast bezat elke republiek een eigen parlement, regering en constitutioneel hof. De autonomie van Kosovo en Vojvodina, was tot de tweede helft van de jaren tachtig groot. De Servische partijvoorzitter van de communistenbond, Slobodan Milošević heeft toen de macht der autonome provincies sterk ingeperkt en zelfs geheel ongedaan gemaakt.

Joegoslavische Communistenbond

De macht van de Joegoslavische Communistenbond (ook Joegoslavische Communistische Liga genaamd) was vrij groot, doch beperkter dan die van de communistische partijen in andere Oost-Europese landen. Tot zijn dood in 1980 was Tito voorzitter van de Joegoslavische Communistenbond. De communistenbond heette tot 1964 Joegoslavische Communistische Partij, maar om het idee te wekken dat de communisten in Joegoslavië minder (partij)bureaucratisch te werk gingen dan hun Sovjet-Russische collega's, werd de naam gewijzigd in communistenbond.

Hoogste orgaan van de Joegoslavische Communistenbond was officieel het partijcongres, maar de werkelijke macht lag bij de tijdens het partijcongres gekozen centraal comité, waaruit het dagelijks bestuur, het presidium van de communistenbond werd gekozen.

Socialistische Alliantie

De Socialistische Alliantie (ruim 8,5 miljoen leden) was de organisatie die alle massa-organisaties omvatte, namelijk de vakbonden, de vrouwenbonden, arbeidersraden, de kunstenaarsverenigingen en de verenigingen voor intellectuelen. De macht van de Socialistische Alliantie was groter dan die van de massa-organisaties van de omliggende socialistische landen, omdat de Joegoslavische Communistenbond vaak bepaalde taken delegeerde aan de Socialistische Alliantie.

Ondergang

Zie Joegoslavische oorlogen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Met de val van het communisme tussen 1989 en 1992 in Joegoslavië, viel het land de facto (en ook de jure) uiteen. Het uiteenvallen van het land ging in de periode van 1992-1999 gepaard met een serie van bloedige (burger)oorlogen. In de loop van het daaropvolgende decennium ontstonden zeven nieuwe landen, waarvan Kosovo anno 2023 nog geen universele erkenning geniet.

Vlag Land Hoofdstad Taal Religie Munteenheid Opmerking
Bosnië en Herzegovina Sarajevo Bosnisch, Servisch en Kroatisch Islam en christendom Bosnische mark Het land bestaat uit de gebieden Bosnië en Herzegovina. Staatkundig bestaat het uit Federatie van Bosnië en Herzegovina en Servische Republiek.
Kroatië Zagreb Kroatisch Christendom Euro
Kosovo Pristina Albanees Islam Euro Staat met beperkte erkenning, (101 erkenningen van de 193 lidstaten van de Verenigde Naties).
Montenegro Podgorica Montenegrijns Christendom Euro
Noord-Macedonië Skopje Macedonisch Christendom Macedonische denar Het land heette tot 2019 Macedonië, waarna het werd hernoemd ter onderscheiding van de gelijknamige Griekse regio.
Servië Belgrado Servisch Orthodox christendom Servische dinar De autonome regio Vojvodina bevindt zich in het noorden van Servië.
Slovenië Ljubljana Sloveens Christendom Euro

Federale Republiek van Joegoslavië (1992-2003)

Uiteenvallen Joegoslavië Zie Federale Republiek Joegoslavië voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Het derde Joegoslavië (1992-2003) ontstond uit de Joegoslavische Oorlog. Het omvatte Servië en Montenegro. De officiële naam was de Federale Republiek Joegoslavië. Ook werd in de beginjaren wel gesproken over Klein-Joegoslavië. Vrijwel alle republieken gingen verder als onafhankelijke staten behalve Servië en Montenegro, die een nieuwe federatie oprichtten. De naam van het land werd de Federale Republiek Joegoslavië, waarop grote kritiek kwam uit sommige voormalige Joegoslavische republieken. Volgens hen mochten Servië en Montenegro de naam Joegoslavië niet gebruiken, omdat zij daarmee probeerden een continuïteit tussen het oude Joegoslavië en de Servisch-Montenegrijnse rompstaat te creëren - iets wat niet strookte met de internationaal-rechterlijke successie. Op 28 april 1992 werd er een grondwet aangenomen. Het collectieve presidentschap werd vervangen door een gekozen presidentschap. De president trad op als staatshoofd en opperbevelhebber van de strijdkrachten. De president werd door het verenigde parlement gekozen. Aan het hoofd van de Ministerraad stond een federaal premier.

Het federale parlement bestond uit twee-kamers, de Raad van de Republieken, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelrepublieken Servië en Montenegro, en een Raad van Burgers, bestaande uit 138 direct gekozen leden. In deze nieuwe federatie had de Joegoslavische Communistenbond geen monopoliepositie meer. De bond werd daarna opgeheven. De feitelijke opvolger van de communistenbond werd Slobodan Milošević's Servische Socialistische Partij (SSP), die tot de val van Milošević in 2000 een niet-officiële monopoliepositie bezat. Vooral in de beginperiode van Milošević' bewind was de SSP machtig, daarna moest het de macht delen met andere partijen, waaronder die van de echtgenote van Milošević, Mira Markovic, de Unie van Verenigd Links (een orthodox-communistische partij). Na de val van Milošević kwam Vojislav Koštunica (1944) van de sociaaldemocratische Servische Democratische Partij (SSD) aan de macht.

De Federale Republiek Joegoslavië kwam in 2003 ten einde en werd vervangen door de losse federatie Servië en Montenegro (nieuwe grondwet 4 februari 2003). Op 3 juni 2006 hield deze confederatie ook op met bestaan, nadat Montenegro na een referendum de onafhankelijkheid uitriep.

Geschiedenis in vogelvlucht

Joegoslavië rond 1990.
1: Slovenië;
2: Kroatië;
3: Bosnië en Herzegovina;
4: Servië;
4a: Vojvodina;
4b: Kosovo;
5: Montenegro;
6: Macedonië;
A: Adriatische Zee

Demografie

Bevolkingsgroepen in Joegoslavië (1991)

Etnische samenstelling:

Zie ook

Mediabestanden