Dit artikel gaat in op het onderwerp Willy Fritsch, dat vandaag de dag van groot belang is. Willy Fritsch is een onderwerp dat grote belangstelling heeft gewekt op verschillende gebieden, van politiek tot wetenschap, via cultuur en de samenleving in het algemeen. Door de geschiedenis heen is Willy Fritsch het onderwerp geweest van studie en debat, waardoor tegenstrijdige meningen naar voren zijn gekomen en diepgaande reflecties zijn ontstaan over de impact ervan op het dagelijks leven. In deze zin is het essentieel om de verschillende aspecten die verband houden met Willy Fritsch in detail te analyseren, waarbij de implicaties en consequenties ervan worden besproken, evenals de mogelijke oplossingen die kunnen ontstaan als gevolg van de aanwezigheid ervan. Daarom is het hoofddoel van dit artikel het bieden van een breed en actueel beeld van Willy Fritsch, om kritische en constructieve reflectie over dit zeer relevante onderwerp te bevorderen.
Willy Fritsch | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Algemene informatie | ||||
Geboortenaam | Wilhelm Egon Fritz Fritsch | |||
Geboren | Kattowitz, 27 januari 1901 | |||
Overleden | Hamburg, 13 juli 1973 | |||
Land | ![]() | |||
Werk | ||||
Beroep | acteur, zanger | |||
(en) IMDb-profiel | ||||
(mul) TMDb-profiel (en) AllMovie-profiel | ||||
|
Willy Fritsch geboren als Wilhelm Egon Fritz Fritsch (Katowice, 27 januari 1901 – Hamburg, 13 juli 1973)[1][2][3] was een Duitse acteur en zanger.
Willy Fritsch was de zoon van Lothar Fritsch, de eigenaar van de machinefabriek Fritsch & Brattig. Na het faillissement van de firma verhuisde de familie in 191o naar Berlijn, Charlottenburg. Lothar Fritsch werd bedrijfsleider bij de Siemens AG fabrieken en zoon Willy Fritsch begon er aan voortgezet onderwijs. Willy spijbelde opnieuw veel en begon op voorstel van zijn vader in 1915 bij Siemens op de bedrijfsschool aan een opleiding tot monteur. Weer spijbelde Willy. Hij bracht vaak zijn door tijd in de rechtbank om de processen te volgen. Na 2 jaar verliet Willy Fritsch de bedrijfsschool en nam, op voorstel en na bemiddeling van zijn vader, een baantje aan bij de Berlijnse arrondissementsrechtbank. Als hulpsschrijver speelde hij ook af en toe een rolletje als figurant, in het koor van het Große Schauspielhaus, in 1919 deed hij, vanwege een nieuw theaterstuk, auditie bij Max Reinhardt en mocht erna toneellessen volgen bij Gustav Czimeg, docent aan de Max Reinhardt-school. Fritsch kreeg vervolgens spoedig kleine rollen bij het Deutsches Theater Berlin.
Vanaf 1920 draaide hij regelmatig films en speelde hij voornamelijk in komedies de jeugdige, elegante charmeur en minnaar, stond naast beroemde collega's uit de begintijd van de de Duitse film, zoals Olga Tschechowa, Ossi Oswalda en Lilian Harvey. In 1923 kreeg hij als acteur een contract aangeboden bij de Berlijnse UFA. In 1925 kreeg hij internationale erkenning voor zijn hoofdrol in de film Ein Walzertraum van Ludwig Berger, een operette verfilming zonder geluid. Hij kreeg erna een aanbod van United Artists, dat hij echter afwees omdat hij de Engelse taal niet goed beheerste. Door zijn bijdragen aan de Fritz Lang-films Spione (1928) en Frau im Mond (1929) kreeg Fritsch serieuzere filmrollen aangeboden.
Vanaf 1929 draaide Willy Fritsch geluidsfilms, meestal met Lilian Harvey en Käthe von Nagy[4]. Aangezien het vaak muziekkomedies betrof, nam hij ook zangonderricht. In Melodie des Herzens (1929) sprak hij de eerste woorden in een Duitse geluidsfilm: “Ich spare nämlich auf ein Pferd.” In de jaren erna werden veel melodieën uit zijn films bekende en populaire schlagers, zoals Ein Freund, ein guter Freund en Liebling, mein Herz lässt dich grüßen (1930, Die Drei von der Tankstelle), Das gibt's nur einmal (1931, Der Kongreß tanzt), Ich wollt' ich wär' ein Huhn (1936, Glückskinder), Ich tanze mit dir in den Himmel hinein (1937, Sieben Ohrfeigen) en Wenn ein junger Mann kommt (1941, Frauen sind doch bessere Diplomaten). Hij speelde bovendien de hoofdrol in Ihre Hoheit befiehlt (1931) naar een scenario van Billy Wilder. In 1935 draaide Fritsch wat hij altijd zijn lievelingsfilm zou noemen, de komedie Amphitryon van regisseur Reinhold Schünzel. Zijn gages stegen intussen tot grote hoogte.
In 1939 eindigde de samenwerking met Lilian Harvey met de film Frau am Steuer, omdat ze emigreerde naar Frankrijk. Hij werd lid van de NSDAP, maar trachtte neutraal te blijven, al werkte hij mee aan de nazi-propagandafilms Anschlag auf Baku en met Hardy Krüger aan de nazi-jeugdfilm Junge Adler. In augustus 1944 (zie Tweede Wereldoorlog), plaatste Joseph Goebbels hem op de lijst met 'Gottbegnadeten' acteurs, waardoor Fritsch niet naar het front werd gestuurd, maar in filmrollen kon blijven spelen. De laatste oorlogsmaanden bracht hij door in Praag, in hotel Alcon, waar hij samen met Johannes Heesters speelde in de film Die Fledermaus – een operette verfilming.
Na het einde van de oorlog verhuisde Fritsch naar Hamburg en speelde aan het eind van de jaren 1940 mee in blijspel-producties, zoals Film ohne Titel (1947) met Hildegard Knef en Herrliche Zeiten, een docudrama geproduceerd door Heinz Rühmann naar een draaiboek van Günter Neumann. Herrliche Zeiten bevat tal historische opnamen. Het docudrama werd in 1950 bekroond met de Zilveren Lauwerkrans, een prijs in het leven geroepen door David O. Selznick. Fritsch kreeg erna minder rollen als minnaar aangeboden, maar speelde vaker de vaderfiguur, waaronder zijn rol als vader van Romy Schneider in haar filmdebuut Wenn der weiße Flieder blüht (1953). Verder werkte hij mee in diverse Heimatfilms, waaronder Grün ist die Heide (1951/1952). In 1958 speelde hij de hoofdrol in de film Mit Eva fing die Sünde an, naar een draaiboek van Dieter Hildebrandt. Deze film werd in 1962 door Francis Ford Coppola met meerdere scenes aangevuld en onder de titel The Bellboys and the Playgirls opnieuw uitgebracht. Aan de zijde van Peter Kraus was hij ook te zien in de Duitse kassakraker Was macht Papa denn in Italien? (1961). Zijn laatste film draaide hij aan de zijde van zijn zoon Thomas in 1964 (Das hab ich von Papa gelernt). Hij speelde mee in meer dan 120 films.
In 1937 trouwde Fritsch met de artistieke danseres Dinah Grace, waarmee hij twee zonen had: Michael en Thomas, welke laatste ook acteur was. Na het overlijden van zijn echtgenote in 1963 trok hij zich spoedig volledig terug uit de filmbusiness en de openbaarheid. Willy Fritsch overleed op 13 juli 1973 in de leeftijd van 72 jaar in Hamburg, waar hij werd bijgezet op het kerkhof van Ohlsdorf. Zijn nagelaten correspondentie en papieren bevinden zich in het archief van de Akademie der Künste in Berlijn.