Tegenwoordig is Vrede van Breda een onderwerp dat grote relevantie heeft gekregen in de huidige samenleving. Of het nu vanwege de impact ervan op het leven van mensen is of vanwege de historische relevantie ervan, Vrede van Breda heeft de aandacht getrokken van academici, experts en de algemene bevolking. In de loop van de tijd is Vrede van Breda een startpunt geworden voor discussies, analyses en onderzoek om het belang en de impact ervan op verschillende gebieden te begrijpen. Gegeven deze context is het relevant om dieper in te gaan op de studie van Vrede van Breda en de invloed ervan op verschillende aspecten van het dagelijks leven.
Verdrag van Breda | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
De vredessluiting op 31 juli 1667
| ||||
Ondertekend | 31 juli 1667 in Breda | |||
Partijen | Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Engeland, Frankrijk en Denemarken | |||
|
Het Verdrag van Breda, gesloten op 31 juli 1667 in de Grote Zaal van het Kasteel in de Brabantse stad Breda, was een overeenkomst tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, Engeland, Frankrijk en Denemarken met afspraken op basis waarvan men bereid was de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog te beëindigen.
Voorafgaand hieraan voerde Michiel de Ruyter, admiraal van de legervloot van de Republiek, een aanval uit op de legervloot van Engeland, bekend geworden als de Tocht naar Chatham, die de bepalingen van het verdrag voor de Republiek gunstig beïnvloedde.
Afgesproken werd dat het Nederlandse Nieuw-Amsterdam officieel aan de Engelsen werd overgedragen. De Republiek behield Suriname, dat kort voor de Vrede was veroverd. De Bovenwindse eilanden bleven ook bij de Republiek, evenals het Molukse eiland Run en een aantal forten aan de kust van West-Afrika. Deze forten waren nodig voor de slavenhandel. Ook werden de Engelse Scheepvaartwetten versoepeld.
Verder werd aan Frankrijk het Noord-Amerikaanse Acadië teruggegeven.
De Nederlandse publicatie van de ratificatie van de Vrede te Breda is ondertekend door de twee Engelse ambassadeurs Lord Denzil Holles en Henry Coventry, alswel de vijf Hollandse afgevaardigden Adolph Hendrik Ripperda tot Beurse, Hiëronymus van Beverningh, Allart Pieter van Jongestall, Pieter de Huybert tot Kraayenstein en Ludolf Tjarda van Starkenborgh.
Karel II van Engeland was in 1651 naar het Europese vasteland gevlucht voor de dictator Oliver Cromwell. In het voorjaar van 1660 had hij zes weken op het Kasteel van Breda verbleven, als logé bij zijn zus Maria Henriëtte Stuart, de weduwe van Willem II van Oranje. Het kasteel was dan ook eigendom van de Oranjes. Karel II van Engeland wilde aanvankelijk de vredebesprekingen in 's-Gravenhage houden, maar de raadpensionaris Johan de Witt zag daar weinig heil in. Hij stelde een aantal andere steden voor, waaronder Breda. Karel II van Engeland koos toen voor Breda, de stad die hij immers kende.