Tegenwoordig is Skírnismál een onderwerp van groot belang en debat op verschillende gebieden geworden. Zowel in de samenleving als op academisch gebied heeft Skírnismál een reeks gemengde emoties en meningen gegenereerd die tot eindeloze discussies en reflecties hebben geleid. Daarom is het relevant om tijd en ruimte te besteden aan het onderzoeken en diepgaand analyseren van de impact en implicaties die Skírnismál op ons leven heeft. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de verschillende aspecten die verband houden met Skírnismál, waarbij we de oorsprong, evolutie, gevolgen en mogelijke oplossingen ervan onderzoeken. Op dezelfde manier zullen we de verschillende perspectieven en standpunten rondom Skírnismál bespreken, om ons begrip van dit complexe en belangrijke onderwerp uit te breiden.
Skírnismál is in de Edda een gedicht dat de Tocht van Skirnir meesterlijk beschrijft. Als kunstwerk is het gedicht indrukwekkend. Het laat zien hoe een handeling vorm kan worden gegeven door enkel dialogen. Zelfs de tocht van de dienaar naar de reuzendochter wordt aldus beschreven, doordat deze zijn paard toespreekt.
Freyr had zich op Hlidskjalf gezet en overzag aldus de hele wereld, tot hij ergens in reuzenland Jötenheim een maagdelijke schone ontwaarde, die zich vanuit het huis van haar vader naar het eigen vertrek begaf. Dat wekte zijn verlangen. Skirnir, Freyr's dienaar, werd toen door vader Njord overtuigd om met Freyr te gaan praten teneinde hem uit zijn enigszins verlammende begeestering te halen.
Stanza 1: Njord:
Stanza 6: Freyr:
Stanza 7:
Freyr dwingt in de hoedanigheid van Skirnir (de schitterende) de liefde af van Gerd, de dochter van Gymir (een Jötun), in Jötunheimr. Skirnir meldt zich in de hal van de reus Gymir. Gerd verzoekt hem de hal binnen te treden, en zonder omhaal begint Skrirnir haar het hof te maken. Hij biedt haar geschenken en daarna bedreigingen. Gerd bezwijkt uiteindelijk voor hem.
Skírnir rapporteert aan Freyr, die hem vraagt (stanza 40):
Skírnir antwoordt (stanza 41):
Stanza 42, Freyr's antwoord aan Skirnir:
Als men Gerd als verpersoonlijking van het akkerland beschouwt, dan lijkt het geheel op een evocatie van de terugkerende lente in deze god van de vruchtbaarheid.
Het gedicht gaat door allerlei emoties, van liefdevolle sereniteit, over heroïsche passie tot vervloekingszucht, en sluit dan weer aan bij de beginstemming in kwijnend liefdesbegeren.