In de wereld van vandaag is Vloek (onheilsbezwering) een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van miljoenen mensen over de hele wereld. Van de impact ervan op de samenleving tot de invloed ervan op de populaire cultuur: Vloek (onheilsbezwering) heeft tot ongekende debatten geleid. Terwijl we dit steeds evoluerende fenomeen blijven onderzoeken, is het belangrijk om de gevolgen ervan te begrijpen en hoe het de wereld om ons heen vormgeeft. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de verschillende aspecten van Vloek (onheilsbezwering), van de geschiedenis tot de impact ervan vandaag de dag, om licht te werpen op dit onderwerp en een geïnformeerde discussie aan te moedigen.
Een vloek in de betekenis van "onheilsbezwering" is een meestal geritualiseerd gebaar of gezegde met de bedoeling een persoon of een plaats kwaad te berokkenen. Motieven daarbij zijn woede of een verlangen om te straffen of om zich te wreken.
Het tegenovergestelde van de vloek is de zegen. De studie van de verschillende vormen van vervloekingen behoort zowel tot het domein van het volksgeloof als van de folklore. Vaak maakt het met opzet uitspreken van vervloekingen deel uit van de praktijk van de magie.[1]
Bijzondere namen van vervloekingen komen in verschillende culturen voor: voodoo bij de Haïtianen, het Boze oog in mediterrane en andere culturen, Hexing (het Duitse woord voor hekserij) bij Germaanse volken, Shaap bij Indiase volken (in het Hindi en Marathi), Shapam in Malayalam en Sabam in Tamil.
In culturen waarin een geloof in geestelijke wezens een dominante rol speelt is het gebruikelijk dat men vloeken zeer ernstig neemt.
Bij Grieken en Romeinen werden vloeken geformaliseerd en hadden een officieel karakter. Bij de Grieken heette het katadesmoi en de Romeinen noemden het tabulae defixiones. In beide gevallen werden de vloeken op loden (of ander materiaal) tabletten gegrift en de hulp een demon of de geest van een afgestorvene werd ingeroepen om het doel te bereiken. Deze tabletten werden dan naar een plaats gebracht die gunstig werd geacht voor hun werking, zoals een kerkhof of een bron (wensput).
De verzoeker sprak de tekst in de katadesmoi en defixiones uit als een soort gebed of formule opdat de vijand op een welbepaalde manier zou lijden, bijvoorbeeld door het verlies van respect of goederen, en vermeldde daarbij ook de reden voor de vervloeking. Zowel de Etrusken, Romeinen als de Grieken in Italië praktiseerden deze gewoonte, getuige daarvan de tabletten met inscripties die we vandaag diep in de bodem begraven terugvinden. Daardoor kennen we precies de manier waarop ze te werk gingen.
Ook de Kelten kenden veel verschillende vormen van vervloekingen. Sommige van de meest bekende uit Ierland zijn de 'Steen-vervloekingen', de Ei-vervloekingen, Nieuwjaars-vervloekingen en Melk-vervloekingen.
In de Bijbel leest men dat soms hele volken vervloekt werden. Diverse godsdiensten kennen het verschijnsel, alsmede magische genootschappen.
Binnen het Oude en Nieuwe Testament geldt als verbondsbepaling dat trouw aan het met God gesloten verbond zegen voor het volk tot gevolg zal hebben, maar ontrouw zal leiden tot vloek. Kenmerken van een vloek in Bijbelse zin zijn: mislukte oogsten, de pest en andere epidemieën, vijandelijke overheersing (toegesproken worden in een vreemde taal) en tal van andere plagen, totdat er maar weinigen zijn overgebleven (Deuteronomium 28).
In het volksgeloof van Indonesië spelen vervloekingen een grote rol. De Rajasa-dynastie die regeerde over Singhasari en Majapahit[2] werd achtervolgd door moorden, gepleegd met een kris die door Mpu Gandring was gesmeed. De twisten in de familie der Rajasa veroorzaakten oorlogen en koningsmoorden in Singhasari en Majapahit. Tunggul Ametung, koning Ken Arok en koning Anoesapati werden met ermee gedood. Volgens de legende zou deze kris in elk van de daaropvolgende zeven generaties slachtoffers maken.
Ook nu nog spelen krissen waarop een vloek of zegen rust een grote rol in de verbeelding der Javanen.