In de wereld van vandaag is Kunsthaus Zürich een onderwerp dat grote relevantie heeft gekregen in verschillende delen van de samenleving. Van politiek en economie tot cultuur en technologie: Kunsthaus Zürich heeft de aandacht getrokken van miljoenen mensen over de hele wereld. Met zijn impact op het dagelijks leven van mensen en zijn invloed op de mondiale besluitvorming is Kunsthaus Zürich een voortdurend aandachtspunt geworden voor zowel onderzoekers, opinieleiders als gewone burgers. In dit artikel zullen we de verschillende facetten van Kunsthaus Zürich onderzoeken en de impact ervan op verschillende aspecten van het moderne leven analyseren.
Kunsthaus Zürich is een museum voor beeldende kunst aan de Heimplatz in de Zwitserse stad Zürich.
De verzameling beeldende kunst van de Zürcher Kunstgesellschaft, die werd opgericht in 1787, gaat terug tot 1794. Vanaf 1847 beschikte de stichting over een eerste museumgebouw. In 1853 werd voor het brede publiek de Zürcher Kunstverein gesticht met een verzameling lokale en Zwitserse kunst. Vanaf 1885 begon de collectie, door schenkingen en erflatingen, te groeien en in 1910 werd het Kunsthaus in gebruik genomen. Bewust werd gekozen voor deze benaming en niet voor museum of kunsthal, in de traditie van Rathaus en Schulhaus. Het gebouw is ontworpen door de architecten Karl Moser en Robert Curjel, met op de voorgevel reliëfs van Oskar Kiefer.
Na 1920 groeide de museumcollectie met werken van internationale kunststromingen, zodat in 1925 een aanbouw werd toegevoegd. In 1958 werd het Kunsthaus uitgebreid met de grote tentoonstellingszaal (de Bührlesaal) en in 1976 kwam er opnieuw een aanbouw bij. In 2020 werd een grote uitbreiding geopend waarvoor uit 20 projecten het ontwerp van de Britse architect David Chipperfield was gekozen. Het totaal beschikbare expositie-oppervlak werd hierdoor met 78% vergroot tot 11.500 m², waarmee het Kunsthaus het grootste museum van Zwitserland is. Het hoofdgebouw uit 1910 en de schepping van Chipperfield zijn beneden straatniveau met elkaar verbonden.[1]
Tot de collectie van het Kunsthaus behoort de substantiële verzameling kunstwerken van de Stiftung Sammlung E.G. Bührle.[2] Deze is bijeengebracht door de Duits-Zwitserse industrieel en mecenas Emil Georg Bührle (1890-1956), topman van de werktuig- en wapenfabriek Oerlikon-Bührle, en werd in 2020 vanuit het Bührle Museum naar het Kunsthaus verhuisd. Er is sindsdien discussie over de herkomst van deze collectie, die als roofkunst wordt beschouwd, omdat het grootste deel afkomstig is van uit nazi-Duitsland gevluchte Joden in de Tweede Wereldoorlog.[3][4] In maart 2023 kreeg de Zwitserse historicus Raphael Gross, directeur van het Deutsches Historisches Museum in Berlijn, de opdracht om de herkomst van ongeveer 200 schilderijen uit de collectie-Bührle te onderzoeken. Teruggave aan de nabestaanden van vroegere Joodse eigenaren werd niet uitgesloten.[5]
In juni 2024 maakte het museum bekend dat besloten was om vijf kunstwerken die van roofkunst afkomstig waren, aan de collectie te onttrekken.[6] Voor de betrokken schilderijen van Vincent van Gogh (De oude toren, 1884), Gustave Courbet (Portrait du Sculpteur Louis-Joseph, 1863), Claude Monet (Jardin de Monet à Giverny, 1895), Henri de Toulouse-Lautrec (Georges-Henri Manuel, 1891), Paul Gauguin (La route montante, 1884) zou worden gezocht naar "eerlijke en rechtvaardige oplossingen" met de nazaten van de Joodse eigenaren.[7] Bij een zesde schilderij, La Sultane van Édouard Manet (1871), zouden de nazaten van de vroegere eigenaar schadeloos worden gesteld.
Het museum heeft onder leiding gestaan van Wilhelm Wartmann (1909-1949), René Wehrli (1950-1975), Felix Baumann (1976-2000) en Christoph Becker (2000-2022). Per 1 januari 2023 werd de Belgische Ann Demeester, voormalig directeur van het Frans Hals Museum in Haarlem, tot directeur van het Kunsthaus benoemd,[8] maar omdat het vraagstuk van de collectie-Bührle veel aandacht vroeg werd haar benoeming vervroegd naar 1 oktober 2022.[9]