Granville Bantock

Uiterlijk naar zijbalk verplaatsen verbergen Sir Granville Bantock

Granville Ransome Bantock (Londen, 7 augustus 1868 – Londen, 16 oktober 1946) was een Engelse componist.

Biografie

Bantock was de zoon van een chirurg en gynaecoloog en was voorbestemd voor een ambtelijke functie in het toenmalige Brits-Indië. Hij voelde zich echter veel meer aangetrokken tot de muziek en ging tegen de zin van zijn ouders studeren bij aan het Trinity College of Music (bij Gordon Saunders) en het Royal College of Music (bij Frederick Corder) (1889). Daar vielen zijn eerste compositieproeven in goede aarde en hij ontving al snel een eerste prijs voor een van zijn werken.

Eenmaal afgestudeerd, bleek het moeilijk om zich een positie in het Engelse muziekleven te verwerven. Om brood op de plank te hebben, werd Bantock dirigent bij een van de muziektheatergezelschappen van George Edwardes. Hij sloot zich aan voor een wereldtournee, die tot eind 1895 duurde, waarna hij dirigent werd van diverse orkesten die de toen befaamde Engelse light music speelden. Aansluitend leidde hij een regionale tournee van de opera Shamus O'Brien van Stanford. Bantock kreeg daardoor niet alleen inzicht in het Britse muziekleven rond 1900, maar ook van de mogelijkheden van het orkest. Zijn carrière kreeg een nieuwe impuls toen hij dirigent en artistiek leider werd van het Tower Orchestra in New Brighton waarmee hij veel premières gaf van collega-componisten zoals Joseph Holbrooke, Frederic Hymen Cowen, Charles Steggall, Edward German, Hubert Parry, Charles Villiers Stanford en ook Corder. In 1908 gaf hij de première van Brigg Fair van Frederick Delius, in Liverpool.

Een nieuwe wending kreeg zijn loopbaan toen Bantock, op aanraden van Edward Elgar, werd aangenomen op het Midland Institute School of Music in Birmingham. Bantock volgde diezelfde Elgar op als professor aan de Universiteit van Birmingham; hij doceerde daar van 1908 tot 1934. Gedurende die periode was hij ook betrokken bij de oprichting van de City of Birmingham Symphony Orchestra; tijdens het oprichtingsconcert speelde het orkest Bantock’s Saul. Na 1934 werd hij lid van het bestuur van het Trinity College waar hij eerst lessen had gevolgd. In 1930 werd hij geridderd en sindsdien mag hij als sir benoemd worden. Zijn werk als docent en examinator bracht hem in grote delen van het toenmalige Britse imperium en de lange (zee-)reizen gaven hem volop tijd om te componeren.

Zijn werk gold, zeker in zijn laatste jaren en in de periode tot rond 1980, als verouderd. Na de komst van de cd bleek er toch een markt voor zijn oeuvre te bestaan. Met name de dirigent Vernon Handley heeft zich ingespannen om talrijke werken van Bantock op te nemen en daarmee voor een hernieuwde belangstelling voor de componist en diens muziek gezorgd.

Dat deed ook de, al kort na de dood van de componist opgerichte Granville Bantock Society. Jean Sibelius was de eerste voorzitter. Sibelius had zijn 3e symfonie aan Bantock opgedragen. Elgar droeg zijn tweede van de Pomp and Circumstance Marches aan Bantock op.

Oeuvre

Opera

Begeleid koor

Onbegeleid koor

Mannenkoor

Solist en orkest

Symfonieën

Concerten

Symfonische gedichten

Andere orkestwerken

BrassBand

Toneelmuziek

Kamermuziek

Pianowerken

Liederen

Songs of the East (Helena Bantock) en vele anderen

Bibliografische informatie