Tegenwoordig is Frans de Liagre Böhl een onderwerp van interesse en discussie op verschillende gebieden. De relevantie ervan heeft de grenzen overschreden en heeft allerlei soorten meningen en standpunten voortgebracht. Zowel op academisch gebied als in de publieke sfeer heeft Frans de Liagre Böhl de aandacht getrokken van specialisten en het grote publiek. Dit fenomeen heeft geleid tot een groeiende belangstelling voor het begrijpen van de implicaties en gevolgen ervan, en voor het zoeken naar oplossingen en alternatieven om dit effectief aan te pakken. In dit artikel zullen we verschillende perspectieven en benaderingen met betrekking tot Frans de Liagre Böhl verkennen, om de impact ervan te analyseren en een uitgebreider beeld van dit onderwerp te bieden.
Frans Böhl | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Böhl (1925)
| ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Franz Marius Theodor de Liagre Böhl | |||
Geboren | 16 augustus 1882 | |||
Geboorteplaats | Wenen | |||
Overleden | 16 november 1976 | |||
Overlijdensplaats | Milsbeek | |||
Beroep | assyrioloog, hebraïcus | |||
Dbnl-profiel | ||||
|
Franz (of: Frans) Marius Theodor de Liagre Böhl (Wenen, 16 augustus 1882 – Milsbeek, 16 november 1976) was een Nederlandse hoogleraar Hebreeuws en Assyriologie.
Hij studeerde o.a. in Leipzig en Berlijn en schreef twee dissertaties: Die Sprache der Amarnabriefe, mit besonderer Berücksichtigung der Kanaänismen (een taalkundig werk), en Kanaanäer und Hebräer, Untersuchungen zur Vorgeschichte des Volkstums und der Religion Israels auf dem Boden Kanaans (Licentiaatsthese).
Na een docentschap in Berlijn werd hij in 1912 benoemd tot hoogleraar Oude Testament in Groningen. In 1925 was hij rector van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij richtte in Groningen een Semitische Werkkamer in met oudheden uit de Levant en Mesopotamië.
In 1927 werd hij benoemd tot hoogleraar Assyriologie aan de Rijksuniversiteit Leiden. In Leiden woonde Böhl op de Groenhovenstraat 17-18, alwaar hij ook De Werkkamer naar toe verhuisde. Ter ere van Böhl draagt het studentenhuis dat heden ten dage is gevestigd op Groenhovenstraat 17 nog steeds de naam "Böhlerei".
Hij was nauw betrokken bij de oprichting van het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO) door zijn student Arie Kampman. Van 1939 tot 1955 was hij samen met de egyptoloog Adriaan de Buck directeur van het Instituut. Na zijn emeritaat in 1953 bleef hij zeer actief in zijn studiegebied en betrokken bij het Instituut. De collectie spijkerschriftinscripties van de Werkkamer werd in 1951 aangekocht door het NINO. De Böhl-collectie omvat de grootste collectie kleitabletten in Nederland; enkele topstukken zijn tentoongesteld in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.
Hij was de zoon van Eduard Böhl (1836-1903), hoogleraar Oude Testament aan de Universiteit van Wenen en een bekend predikant, en van barones Jacqueline van Verschuer. In 1949 voegde hij De Liagre aan zijn achternaam toe, om te voorkomen dat de geboortenaam van zijn grootmoeder zou uitsterven. Hij trouwde met Maria Anna Dorothea Strasburger en is de vader van historicus en kenner/biograaf van Herman Gorter, Herman de Liagre Böhl (1943).
In 1924 werd hij lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij ontving verschillende universitaire erebenoemingen:
Voorganger: Albert Kluyver |
Rector magnificus van de Rijksuniversiteit Groningen 1924–1925 |
Opvolger: Johan Barrau |