In de wereld van vandaag is Claude Mauriac een onderwerp geworden dat van groot belang is voor een grote verscheidenheid aan mensen. Van experts in het veld tot het grote publiek: het belang van Claude Mauriac kan niet worden onderschat. Door de jaren heen is Claude Mauriac het onderwerp geweest van debat, onderzoek en analyse in tal van contexten, wat de aanzienlijke impact ervan op verschillende gebieden van de samenleving weerspiegelt. In dit artikel zullen we de verschillende facetten van Claude Mauriac en de invloed ervan in de wereld van vandaag onderzoeken, waarbij we de relevantie, evolutie en de implicaties ervan voor het heden en de toekomst onderzoeken.
Claude Mauriac (Parijs, 25 april 1914 - 22 maart 1996) was een Franse schrijver en journalist.
Hij was de zoon van François Mauriac en de broer van Jean Mauriac.
Tijdens zijn schooljaren knoopte hij vriendschap aan met Jean Davray, Henri Troyat, Michelle Maurois, Jean Bassan en Claude Guy. Verlofdagen bracht hij het liefst door in Vémars, bij zijn grootmoeder aan moeders' kant, waar hij vooral zijn neef Bertrand Gay-Lussac terugvond, die in 1928 voortijdig zou overlijden. De grote vakanties bracht hij door in Malagar, de eigendom van zijn grootmoeder aan vaders' zijde.
Hij studeerde af als doctor in de rechten. Zijn vader introduceerde hem bij het mondaine, politieke, literaire en artistieke Tout-Paris. Hij maakte er onder meer kennis met Marcel Jouhandeau, André Gide en Jean Cocteau, en publiceerde over hen.
Mauriac begon toen hij twaalf was, aan het schrijven van een dagboek. Gedurende zijn ganse leven zou hij, soms met onderbrekingen, dit intieme schrijven doorzetten.
Anderzijds publiceerde hij, als journalist en als romanschrijver. Hij publiceerde ook novellen in Marianne en Le Figaro, en artikels in La Flèche.
Tijdens de Bezetting (1940-1944), bleef hij in Parijs werken voor de 'Corporation Paysanne'. Na de Bevrijding, geïntroduceerd door zijn vriend Claude Guy, werd hij secretaris van generaal Charles de Gaulle en bleef dit tot in 1948.
Politiek behoorde hij tot de linkervleugel van het gaullisme. Hij stichtte het tijdschrift Liberté de l’esprit (1949-1953), waarin vanaf het eerste nummer grote handtekeningen verschenen: André Malraux, Max-Pol Fouchet, Jean Amrouche, Roger Nimier, Jean Lescure, Stanislas Fumet en Gaétan Picon. Later zullen zich daar aan toevoegen: Raymond Aron, Roger Caillois, Pierre Jean Jouve, Pascal Pia, Thierry Maulnier, Léopold Sédar Senghor.
In dezelfde periode schreef hij regelmatig een kroniek in Le Figaro, die hij ondertekende als Grippe-Soleil. In de Figaro littéraire hield hij een wekelijkse filmrubriek.
In 1951 trouwde hij met Marie-Claude Mante, een nicht van Marcel Proust. Ze kregen drie kinderen: Gérard, Nathalie en Gilles.
Vanaf 1957 publiceerde hij zijn eerste romans, die hij onder een algemene titel groepeerde: Le dialogue intérieur. Hij werd door de kritiek gezien als een auteur behorende tot de 'nouveau roman'. Hij vond ook een nieuw concept uit, dat van de 'aliteratuur' waar hij twee studies aan wijdde: L’Alittérature contemporaine (1958) en De la littérature à l’alittérature (1969).
Eerder dan door te gaan in het schrijven van romans, begon hij te putten uit zijn dagboeken, voor boeken over André Gide (Conversations avec André Gide, 1951), over Cocteau (Une amitié contrariée, 1970), en over de Gaulle, die pas was overleden (Un autre de Gaulle, Journal 1944-1954, 1970).
Vanaf 1970, jaar waarin zijn vader stierf, begon Claude Mauriac aan zijn voornaamste werk Le Temps immobile, een soort cinematografisch aan elkaar rijgen van fragmenten uit zijn dagboeken. Onder die algemene titel publiceerde hij tien volumes. In die boeken ontmoet men talrijke bekende en beroemde personages en vindt men het relaas van de gemoedstoestanden van de auteur. Hij wilde vooral ook een eigen, nogal mystieke idee over de tijd uiteenzetten. Hij legde zijn ideeën hierover uit in het werk L’Éternité parfois.
Mauriac vervolgde zijn literaire activiteiten ook in andere richtingen: theaterstukken (op de scène gebracht door Nicolas Bataille en Laurent Terzieff) romans waar hij de algemene titel Les Infiltrations de l’invisible aan gaf. Hij bleef ook als journalist actief. In de radio nam hij deel aan de populaire literatuuruitzending Le masque et la plume en hij was ook jurylid voor de Prix Médicis en de Prix Louis-Delluc. Hij zette zich ook in voor de gevangenen, de daklozen en de migranten, samen met Michel Foucault, Gilles Deleuze en Xavier Emmanuelli. Hij publiceerde hierover een boek met de titel Une certaine rage (1977).
Hij gaf een vervolg aan de publicatie van zijn dagboeken in kortere boeken, onder de algemene titel Temps accompli. Het laatste deel kwam de dag na zijn dood in de boekhandel.
Mauriac ontving: