Dit artikel gaat in op het onderwerp Chitosan, dat steeds relevanter is geworden in de huidige samenleving. Vanuit verschillende perspectieven en contexten is Chitosan een aandachtspunt geworden voor leiders, onderzoekers, academici en het grote publiek. Door de geschiedenis heen is Chitosan het onderwerp geweest van discussie en debat, wat aanleiding gaf tot gesprekken en vragen die tot aanzienlijke vooruitgang op verschillende gebieden hebben geleid. In die zin is het essentieel om dieper in te gaan op de analyse van Chitosan, rekening houdend met de huidige impact ervan en de mogelijke toekomstige implicaties waarvan we een glimp kunnen opvangen. Dit artikel zal dus proberen een alomvattende en bijgewerkte visie op Chitosan te bieden, met als doel een groter begrip en reflectie te bevorderen over dit onderwerp dat zo relevant is in de hedendaagse samenleving.
Chitosan is een natuurlijk voorkomende lineaire polysacharide en biopolymeer met antibacteriële werking. Chitosan wordt geproduceerd door chitine te deacetyleren. Afhankelijk van het productieproces kan de mate van deacetylatie sterk uiteenlopen.
Chitosan is in 1859 ontdekt door C. Rouget die chitine kookte met kaliloog. Chitosan wordt onder andere gebruikt in de landbouw en voor waterzuivering, in de voedsel- en de cosmetische industrie, voor het onderdrukken van zweetgeur en voor medische toepassingen.
Chitosan is samengesteld uit willekeurig verspreide β-(1-4)-gekoppeld D-glucosamine (gedeacetyleerde eenheid) en N-acetyl-D-glucosamine (geacetyleerde eenheid).
Chitosan wordt gemaakt uit chitine, dat geproduceerd wordt uit de exoskeletten van krabben en garnalen. Na schoonmaken en verpulveren wordt het poeder enige tijd met zoutzuur behandeld, zodat de kalk oplost. De oplossing wordt weer geneutraliseerd met loog. De chitine (N-acetylglucosamine) in dit poeder wordt behandeld met een loogoplossing, zodanig dat het acetyl-element van het molecuul wordt verwijderd, en chitosan resulteert. Wanneer daarna nog hydrolyse plaatsvindt, ontstaan oligosacharides met een zeer laag molecuulgewicht.
Wanneer het oraal ingenomen wordt, bindt chitosan zich aan vet in de voeding en voorkomt dat een deel van het voedingsvet opgenomen en verteerd wordt. Op deze manier wordt een deel van het voedingsvet ongebruikt uitgescheiden.
Chitosan heeft antibacteriële eigenschappen. De bacteriële werking neemt toe naarmate de chitosan sterker gedeacetyleerd is. Chitosan is krachtiger tegen grampositieve bacteriën (Staphylococcus aureus, Listeria monocytogenes, en andere) dan tegen gramnegatieve (bijvoorbeeld Escherichia coli).
De eigenschappen en het toepassingsgebied van chitosan zijn mede afhankelijk van het molecuulgewicht van het polysacharide. Chitosan met een gemiddeld molecuulgewicht tussen 5 en 10 kDa bezit sterke bactericide eigenschappen. Chitosan van 20 kDa voorkomt progressie van diabetes mellitus. Chitosan van 140 kDa vertoont hogere affiniteit voor lipopolysachariden. Oligomeren van chitosan hebben speciale antimicrobiële activiteit en antitumoractiviteit.[1]
Chitosan bindt vetten en galzuren[2] en wordt om die reden ook ingezet bij het verlagen van het cholesterolgehalte in het bloed.
Chitosan is een chemo-attractant die de bacterie Borrelia burgdorferi aantrekt.[3]
Chitosan is biologisch afbreekbaar (o.a. door enzymen in het lichaam) en is niet toxisch.