Tegenwoordig is Bevrijdingstheologie een onderwerp dat de aandacht trekt van veel mensen over de hele wereld. Van zijn impact op de samenleving tot zijn invloed op de populaire cultuur, Bevrijdingstheologie is erin geslaagd grote belangstelling en debat te genereren in verschillende sectoren. Door de jaren heen is Bevrijdingstheologie geëvolueerd en heeft het nieuwe dimensies gekregen die het vandaag de dag relevant maken. In dit artikel zullen we de verschillende facetten van Bevrijdingstheologie onderzoeken, van de oorsprong en evolutie tot de impact ervan op de moderne samenleving. Door middel van een gedetailleerde analyse proberen we dit fenomeen beter te begrijpen en na te denken over het belang ervan in ons dagelijks leven.
Bevrijdingstheologie is vooral in Latijns-Amerikaanse landen een populaire theologie. In de bevrijdingstheologie staat de bevrijding van de zonde centraal. Bevrijdingstheologen vatten het begrip "zonde" niet zozeer op als zijnde bepaalde verkeerde handelingen van een individuele gelovige (zoals de leugen, seksuele misdraging, oplichterij, overspel en moord), maar veeleer als een structureel maatschappelijk fenomeen in de vorm van sociale onderdrukking, slavernij, ongelijkheid en economische onrechtvaardigheid. Sommige bevrijdingstheologen sluiten het concept van individuele zonde zelfs uit en staan op gespannen voet met de Rooms-katholieke geloofsleer. Uitgangspunt is de radicaliteit van het Evangelie: Christus' menslievendheid en zijn inzet voor de armen, zoals beschreven in de Bergrede en in Matteüs 25. De eerste christengemeenten/kerken en hun solidariteit staan centraal in de bevrijdingstheologie. Bevrijdingstheologen stonden zeer kritisch ten opzichte van de gevestigde orde en de Zuid-Amerikaanse dictaturen. Enkelen waren hoegenaamd militant in hun strijd tegen de 'onderdrukkers van het volk'. Hierbij stonden zij aan de zijde van marxistische guerrillastrijders. De later sterk geworden pacifistische stroming binnen de bevrijdingstheologie wijst echter gewelddadige acties af. Ook binnen het jodendom, het Palestijnse christendom en de islam is er de laatste jaren sprake van een eigen bevrijdingstheologie.
De bevrijdingstheologie kwam in de jaren zestig in Zuid-Amerikaanse landen op. Tijdens de Tweede Latijns-Amerikaanse Bisschoppenconferentie kreeg zij haar specifieke benoeming.
In de jaren zeventig nam haar populariteit toe onder met name jonge afgestudeerde Latijns-Amerikaanse theologen en priesters. De bevrijdingstheologie wijkt sterk af van de Europese en Noord-Amerikaanse theologieën. Zij neemt de problematiek van de armen in de samenleving als uitgangspunt. De bevrijdingstheologie wil praktisch zijn, niet alleen bedreven als studie, maar toegepast in de praktijk. De bevrijdingstheologie gaat uit van een marxistische maatschappij-analyse. Men kiest expliciet voor de term bevrijding en niet voor de term ontwikkeling. Ontwikkeling is in de ogen van de bevrijdingstheologen een "Westerse" benadering van de armoedeproblematiek en impliceert een traag hervormingsproces, terwijl bevrijding een zekere radicaliteit voorstaat.
In het westen begon men de bevrijdingstheologie en haar kritische kijk op de samenleving vooral in barthiaanse en christensocialistische kringen steeds meer te waarderen. Het arbeidspastoraal werk liet zich erdoor beïnvloeden.
In de jaren 80 maakten enkele radicale priesters, die men geschoolde bevrijdingstheologen kan noemen, deel uit van de revolutionaire regering in Nicaragua. De bekendste hiervan is Ernesto Cardenal. Hij werd in 1985 'a divinis' geschorst door paus Johannes Paulus II, maar in 2019 volledig gerehabiliteerd in zijn priesterambt door paus Franciscus. Ook bij de voormalige Revolutionaire Strijdkrachten van Colombia streden met de bevrijdingstheologie sympathiserende gelovigen mee. De linkse bewegingen in Zuid-Amerikaanse landen kunnen nog altijd rekenen op de sympathie van bevrijdingstheologen. Hoewel de bevrijdingstheologie in Europa en Noord-Amerika tegenwoordig weinig aanhangers meer kent, speelt zij in Latijns-Amerika nog steeds een rol van betekenis.
In de tweede helft van de jaren 90 ontwikkelde zich onder christenen in de door Israël bezette gebieden een eigen versie van bevrijdingstheologie, die zich binnen de theologiebeoefening keerde tegen de zogenaamde Israëltheologie en de vereenzelviging van de staat Israël en het Beloofde Land. Deze Palestijnse theologen, waaronder Naim Ateek en Mitri Raheb hebben zich met hun medestanders verenigd in Sabeel, een oecumenisch samenwerkingsverband voor Palestijnse bevrijdingstheologie en vinden weerklank onder joodse bevrijdingstheologen als Mark Braverman en Marc Ellis. Ellis kiest als jood niet voor ‘het Land’ en zeker niet voor de staat, maar voor ‘het profetische’ als essentie van de joodse religie.
Binnen de islamitische wereld deden in de jaren '80 de Marokkaan M.A. Lahbabi (1922-2005) en de Egyptenaar H. Hanifi (1935) van zich spreken als moslim bevrijdingstheologen, alsmede de Zuid-Afrikaan Farid Esack. Hun stellingname werd aan het einde van het eerste decennium hernomen door de Amerikaanse Iraniër Hamid Dabashi.
De volgende passages uit de Bijbel spelen een belangrijke rol in de bevrijdingstheologie: