In dit artikel analyseren we de impact die Adriaan Willem Weissman heeft gehad op verschillende aspecten van de samenleving. Sinds zijn verschijning heeft Adriaan Willem Weissman grote belangstelling en discussie op verschillende gebieden gegenereerd, en het is belangrijk om de invloed ervan op cultuur, economie, politiek en andere relevante aspecten te bestuderen. In dit artikel zullen we onderzoeken hoe Adriaan Willem Weissman de manier waarop mensen met elkaar omgaan heeft getransformeerd, de dynamiek binnen bepaalde bedrijfstakken heeft veranderd en aanzienlijke verschuivingen in de collectieve mentaliteit heeft teweeggebracht. Door middel van uitgebreide analyse zullen we proberen de mondiale impact van Adriaan Willem Weissman en zijn rol in de evolutie van de moderne samenleving beter te begrijpen.
Adriaan Willem Weissman | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Persoonsinformatie | ||||
Nationaliteit | Nederlands | |||
Geboortedatum | 4 maart 1858 | |||
Geboorteplaats | Amsterdam | |||
Overlijdensdatum | 13 september 1923 | |||
Overlijdensplaats | Amsterdam | |||
Beroep | Architect | |||
Werken | ||||
Belangrijke gebouwen | Stedelijk Museum Amsterdam | |||
Archieflocatie | Nieuwe Instituut | |||
RKD-profiel | ||||
|
Adriaan Willem Weissman (Amsterdam, 4 maart 1858 – aldaar, 13 september 1923) was een Nederlands, historiserend architect. Hij is vooral bekend als gemeentearchitect van Amsterdam.
Op aanraden van architect A.N. Godefroy ging Weissman niet naar de Polytechnische School, de huidige Technische Universiteit Delft, maar ging hij vanaf 1 september 1875 in de leer bij Willem Springer, assistent-architect van de Dienst der Publieke Werken van Amsterdam, terwijl hij 's avonds, eveneens op advies van Godefroy, lessen volgde aan de Rijksakademie van Beeldende Kunsten. In 1882 kwam hij zelf als 'bouwkundige 1e klasse' in dienst van de inmiddels fors uitgebreide Dienst der Publieke Werken.
In 1891 werd hij echter door de gemeente Amsterdam ontslagen wegens eigenmachtig optreden,[1] maar later weer in dienst genomen. Als gemeentearchitect ontwierp hij het Stedelijk Museum en de (deels gesloopte) gebouwen op de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Ook kreeg hij de opdracht de Waag op de Nieuwmarkt tot archiefgebouw in te richten.[2] In 1895 eindigde zijn functie bij de Publieke Werken, er werd toen geen nieuwe "stadsarchitect" meer benoemd.
Hij hield zich echter meer bezig met schrijven en het houden van voordrachten over architectuur dan met het neerzetten van gebouwen. Zijn oeuvre is dan ook niet omvangrijk. Onder pseudoniem Candidus schreef hij talloze humoristische puntdichten. Ook zette hij zich in om historisch en architectonisch waardevolle gebouwen te behoeden voor vernietiging en verval. Hem werd, onder anderen door Willem Kromhout, verweten te veel in het verleden te leven. Als Candidus gaf hij hierop het volgende antwoord:
Wil 't heden in 't verleden weinig weten,
De toekomst zal dat heden niet vergeten:
Moog' die dan, als zij met haar maat gaat meten
Nog roemen, wat nu bouwkunst wordt geheeten.
Weissman was lid van de BNA en Architectura et Amicitia. Voor de laatste organisatie ontwierp hij in 1883 het vignet van haar orgaan, De Opmerker. Hij werd op 17 september 1923 in het bijzijn van onder meer Eduard Cuypers, Jan Wils, Han van Loghem en M. Plate begraven op de Algemene Begraafplaats in Haarlem.