Binnen het raamwerk van Witstuitbarmsijs is het noodzakelijk om na te denken over het belang van dit aspect vandaag de dag. Of het nu op persoonlijk, sociaal of professioneel vlak is, Witstuitbarmsijs speelt een cruciale rol in ons dagelijks leven. Vanaf de oorsprong tot de relevantie ervan in de huidige samenleving is het essentieel om te begrijpen hoe Witstuitbarmsijs in de loop van de tijd is geëvolueerd en wat de impact ervan is op de moderne wereld. In dit artikel zullen we verschillende aspecten onderzoeken die verband houden met Witstuitbarmsijs, de invloed ervan in verschillende contexten analyseren en een alomvattend beeld bieden van het belang ervan vandaag de dag.
Witstuitbarmsijs IUCN-status: Niet geëvalueerd | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Ondersoort | |||||||||||||||
Acanthis flammea hornemanni (Holbøll, 1843)[1] Originele combinatie Linota hornemanni | |||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||
eieren | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Witstuitbarmsijs op ![]() | |||||||||||||||
|
De witstuitbarmsijs (Acanthis flammea hornemanni synoniem: Carduelis hornemanni) is een zangvogel uit de familie van de vinkachtigen (Fringillidae). Dit taxon werd als soortnaam (Linota hornemanni) in 1843 geldig gepubliceerd door Carl Peter Holbøll. Het epitheton is een eerbetoon aan de Deense botanicus Jens Wilken Hornemann. Volgens de IOC World Bird List is het een ondersoort.
De witstuitbarmsijs is 12 tot 14 cm lang. Het uiterlijk vertoont sterke overeenkomst met dat van de barmsijs, met een witte, soms zacht rose stuit, lichtere onderdelen en minder uitgesproken rose op de borst, en een witte vleugelstreep.[2]
Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden en insecten.
Het legsel bestaat meestal uit vier tot zes blauwe eieren met lichtbruine vlekken.
De vogels broeden in bossen en struikgewas van berken op de toendra. A. f. hornemanni broedt op Groenland en in het oosten van Canada. 's Winters trekken ze zuidelijker tot in het noordoosten van de Verenigde Staten, waar ze voornamelijk leven in bossen, vaak samen met grote barmsijzen.
De nauw verwante ondersoort A. flammea exilipes (die voorkomt in het arctische noordwesten van Noord-Amerika en Eurazië) is een dwaalgast in Nederland. Tot 2008 zijn er 109 bevestigde waarnemingen.[2]
Externe links