Voedselpiramide

Dit artikel gaat in op het belang van Voedselpiramide in verschillende aspecten van het dagelijks leven, zowel op het werk, persoonlijk als sociaal. Voedselpiramide speelt een fundamentele rol in onze beslissingen, houdingen en gedragingen, en beïnvloedt direct of indirect onze perceptie van de wereld om ons heen. Door de geschiedenis heen is Voedselpiramide het voorwerp geweest van studie, debat en reflectie, waardoor de belangstelling is gewekt van filosofen, wetenschappers, sociologen en academici uit verschillende disciplines. In deze zin is het relevant om de vele facetten van var1 en de impact ervan op de hedendaagse samenleving te onderzoeken, evenals de mogelijke toekomstige implicaties die zouden kunnen voortvloeien uit de voortdurende evolutie ervan.

Voedselpiramide
producenten consumenten

Een voedselpiramide is een diagram waarin de biomassa van elk trofisch niveau is uitgezet. Er ontstaat een piramidevorm doordat slechts een deel van de biomassa van het ene niveau in het volgende trofische niveau terechtkomt.

Producenten (autotrofe organismen) leggen zonne-energie door de primaire productie vast in biomassa. Een deel daarvan dient als voedsel voor consumenten van de 1ste orde (fytofagen of herbivoren en omnivoren). Zij dienen weer als voedsel voor de consumenten van de 2de orde (carnivoren en omnivoren). Elke laag wordt een trofisch niveau genoemd (Grieks; trophein = voeden).

De trofische niveaus

Een trofisch niveau is de hiërarchische positie van een organisme in een voedselweb of in een voedselketen. Ieder willekeurig ecosysteem en iedere levensgemeenschap kan worden opgedeeld in opeenvolgende trofische niveaus. Van de basis tot de top zijn dat achtereenvolgens de:

De werkelijke structuur is een meer complex voedselweb met voedselketens, die verschillende schakels gemeenschappelijk hebben.

  • Herbivoren nemen micro-organismen, en vaak ook kleine dieren mee op met hun hoofdvoedsel.
  • Roofdieren eten meestal zowel herbivoren als carnivoren.
  • Parasieten komen voor in alle hogere trofische niveaus.

Meestal zijn er hoogstens vijf trofische niveaus te herkennen. Door dissimilatie, ontlasting, oneetbare delen en energieverlies als warmte is niet alle biomassa van het ene trofische niveau beschikbaar voor het volgende niveau. Naar "boven" toe neemt dus de hoeveelheid biomassa af, zoals beschreven in de Wet van Lindeman.

Het trofische niveau kan worden afgeleid uit de verhouding tussen stabiele stikstofisotopen (14N en 15N). Omdat 15N meer wordt vastgehouden in een organisme en 14N eerder wordt uitgescheiden loopt het aandeel 15N op per trofisch niveau. Hierdoor is onderzoek van de maaginhoud niet langer noodzakelijk om de plaats van een dier in de voedselketen vast te stellen, maar kan worden volstaan met analyse van weefsel van het dier in een massaspectrometer.

Zie ook