In het artikel van vandaag gaan we ons verdiepen in de fascinerende wereld van Valkhofburcht. Of u nu een expert op dit gebied bent of er gewoon meer over wilt weten, dit artikel biedt u relevante en uitdagende informatie over Valkhofburcht. Vanaf de oorsprong tot de impact ervan vandaag zullen we alle hoeken van dit opwindende onderwerp verkennen. Bereid je voor op een ontdekkings- en leerreis die je een nieuw perspectief op Valkhofburcht zal geven.
De Valkhofburcht in de Nederlandse stad Nijmegen was een middeleeuwse burcht die was gelegen op de Valkhofheuvel aan de zuidoever van de Waal. Het was een groot complex met zware muren en een donjon.
De burcht werd in de 12e eeuw gebouwd en vervulde in de daaropvolgende eeuwen meerdere belangrijke functies; zo was het een verdedigingswerk voor de hele stad. Met name gedurende de hoge middeleeuwen was het daarnaast een koninklijk verblijf.
Aan het eind van de 18e eeuw (in de Franse tijd) is de burcht bijna helemaal afgebroken, op enkele restanten na; dit zijn vooral de Sint-Nicolaaskapel en de Sint Maartenskapel ofwel "Barbarossa-ruïne". Deze resterende bouwwerken hebben tegenwoordig de status van rijksmonumenten.
Op de heuvel waar de burcht stond is na het verdwijnen van de burcht het huidige Valkhofpark aangelegd. Bezoekers kunnen hier onder meer de twee hiervoor genoemde kapellen bezichtigen.
Omstreeks het begin van de jaartelling bevond zich aan het huidige Valkhof een legerkamp (castrum), in de buurt van Oppidum Batavorum. Enkele eeuwen later werd er aldaar en op wat nu Kelfkensbos is een nieuwe Romeinse versterking gebouwd: een castellum (Romeins fort).[1] Ook na het definitieve vertrek van de Romeinen bleef de heuvel van strategisch belang.
Op dezelfde plek waar later de burcht zou komen liet Karel de Grote, volgens de overlevering, omstreeks 770 een van zijn paltsen bouwen: de Valkhofpalts. Dit paleis diende hierna ruim twee eeuwen lang als keizerlijke residentie en bestuurscentrum, totdat het in 1047 werd platgebrand door Godfried II van Opper-Lotharingen.
Op 17 mei 1151 onderhandelde Frederik Barbarossa te Nijmegen over het ambt van de bisschop van Utrecht. Als getuigen worden 17 bisschoppen, abten, graven en hoge heren genoemd. In de akte zelf staat dat ze door Koenraad III is opgemaakt en uitgegeven in palatio Noviomagi, het paleis van Noviomagus.[3] Dit is een belangrijke aanwijzing dat er in Nijmegen op dat moment ook al een accommodatie was om zo'n illuster gezelschap te ontvangen en rijkszaken te behandelen en af te wikkelen.[4]
In 1155, het jaar waarin hij zelf keizer van het Heilige Roomse Rijk werd, voltooide Barbarossa de bouw van de nieuwe burcht aan het Valkhof.[1] De burcht bestond uit een complex van gebouwen, waaronder de gezichtsbepalende Reuzentoren (bijgenaamd "De Donjon"). Met een hoogte van 37 tot 46 meter was deze donjon tot ver in de omtrek zichtbaar. De donjon zou hierna eeuwenlang toonaangevend blijven voor het aanzicht van de stad. Ook waren er een grote zaal en diverse bijgebouwen. Er was een poortgebouw en over de droge gracht liep een brug.[5] Het terrein zelf was omgeven door stevige muren. Of de ringmuur met bogen eveneens het werk van Barbarossa zelf zijn geweest of dat deze pas later werden toegevoegd, is onduidelijk.[6][7]
Aan de uiteinden van de Waalkade stonden nog twee grote torens: de St. Hubertus- of Rode Toren aan de westzijde en de in 1463 gebouwde Melaten- of Lappentoren aan de oostzijde. Deze laatste toren is in 1784 ingestort, toen de Waal buiten haar oevers trad.[8]
Het idee dat de burcht in de basis Karolingisch is, was eerder erg gangbaar. Vooral vroeger werd vaak aangenomen dat de in de 1155 door keizer Barbarossa voltooide burcht feitelijk een weer herbouwde versie van de palts van Karel de Grote was.[9][10][10] Ook in het Magnum Chronicon Belgicum (onderdeel van de Florarium temporum van Nicolaas Clopper jr.) wordt hiervan uitgegaan.[4] Volgens Gesta Friderici Imperatoris (de kroniek geschreven door Barbarossa's neef Otto van Freising) gebeurde het bouwen van de burcht "op passende wijze en toonde hij hierbij zijn aangeboren grootheid van geest".[11] Ook Otto van Freising lijkt er hierbij van uit te gaan dat Barbarossa met het voltooien van de burcht het eerdere bouwwerk van Karel de Grote had hersteld (Barbarossa's eigen gedenktekst heeft het evenwel nergens over de Karel de Grote).
Inmiddels is dit volgens de meeste onderzoekers echter achterhaald. Omdat de overgebleven Barbarossa-ruïne en Sint-Nicolaaskapel wel nog enige Karolingische elementen lijken te bevatten – zoals de zuilen en consoles – is als extra mogelijkheid geopperd dat de nog bruikbare delen van de palts bij de bouw van delen van de burcht (waaronder het dwarsgebouw) werden gerestaureerd.[12][13]
Barbarossa plaatste tevens een marmeren reliëf als gedenksteen, met daarop een Latijnse tekst over het "herstellen van het oude bolwerk van Julius Caesar".
De Sint-Nicolaaskapel is, in tegenstelling tot de meeste overige delen van de burcht, nooit afgebroken. De kapel dateert naar schatting uit de 11e eeuw en werd mogelijk in de rest van de burcht geïntegreerd. Dit is tot op heden een van de best bewaarde onderdelen. De kapel is lange tijd gehouden voor een bouwwerk in Karolingische stijl, dat zelfs nog van enkele eeuwen eerder zou dateren dan de burcht; dit idee is inmiddels door de meeste onderzoekers losgelaten.[14] De ruïne van de Sint-Maartenskapel, ook wel Barbarossa-ruïne genoemd, dateert van ongeveer een eeuw later dan de Sint-Nicolaaskapel.
Er vestigden zich in de eerste tijd nadat de burcht voltooid steeds meer bewoners ten westen van de burcht. Gedurende de daaropvolgende eeuwen speelde de burcht geregeld een belangrijke rol bij zowel de verdediging van de stad als het besturen ervan.
Omstreeks 1165, dus tien jaar na de voltooiing van de burcht, werd de latere Keizer Hendrik VI aan het Valkhof geboren.[15]
In 1247 verpandde Willem II van Holland de hele stad Nijmegen (inmiddels een rijksstad) inclusief de burcht aan graaf Otto II van Gelre, in ruil voor financiële steun bij de koningsverkiezing te Neuss.[16] Zodoende kwam Nijmegen aan het graafschap Gelre (later het hertogdom). De burcht werd in de eerste tijd hierna een belangrijke adellijke residentie.[17] De overname van de burcht moet met enig geweld gepaard zijn gegaan en ook de overige stadsbewoners verzetten zich. De Nijmegenaren wilden namelijk niet dat zij onder het gezag van een graaf zouden komen te staan, in plaats van onder dat van een Duitse keizer, zoals tot dan toe het geval was geweest. De banden met het Duitse Rijk zouden overigens pas eeuwen later helemaal verdwijnen, met de Vrede van Münster (1648).[18]
In 1254 was Willem II te gast op de burcht. Hij gaf toestemming om de 7e-eeuwse Gertrudiskerk aan het Valkhof, die buiten de nieuwe omwalling stond, binnen de omwalling te herbouwen als de Sint-Stevenskerk. Het afbreken van de Gertrudiskerk gebeurde vooral uit strategische overwegingen. Niet alleen zou de kerk buiten de versterkingen zijn komen te liggen (wat risico opleverde voor de kerkgangers), men had aan het Valkhof ook meer ruimte nodig voor het verder uitbouwen en versterken van de burcht.[19]
In ongeveer dezelfde tijd breidden de graven van Gelre de versterking van de Valkhofburcht verder uit.
In de 15e eeuw raakte de burcht aanvankelijk in verval, net als veel andere vestingen en kastelen in Gelre. Onder het slechte bestuur van Arnold van Egmont raakte het hertogdom in grote financiële problemen.[noten 1] Arnolds echtgenote Katharina van Kleef liet in de periode 1457-1459 de burcht en andere delen van de stad weer herstellen. [20] Omstreeks 1460 vond er een laatste grote verbouwing aan de burcht plaats, die zeven jaar later was voltooid. De burcht kwam daarbij binnen de stadsmuren te liggen. In deze tijd moet hij ook zijn definitieve uiterlijk hebben gekregen, zoals dat bekend is van latere afbeeldingen.[6]
Tijdens het beleg van de stad in 1473 verbleven Filippa en Karel van Gelre (de latere hertog) in de burcht. In 1477 of 1478 werden de broers Frederik en Willem van Egmont in de burcht gevangengezet (Keizer Maximiliaan I bevrijdde hen enkele jaren later).
In maart 1519 bracht Elisabeth van Brunswijk-Lüneburg drie dagen door in de burcht, als onderdeel van een reis om het hertogdom beter te leren kennen. Ze bevestigde hier de stedelijke privileges.[20] In 1530 liet hertog Karel van Gelre (ook bekend als Karel van Egmond) de burcht verder versterken. Dit gebeurde tegen de zin van de Nijmegenaren, die deze versterkingen een paar jaar later weer weghaalden.[21] In dezelfde periode werd de burcht ook bezocht door Willem van Gulik, keizer Karel V (1546) en koning Filips II (1549).[5]
De Burchtstraat, die het Valkhof verbindt met het centrum, dankt haar huidige naam aan de burcht. Deze straat wordt in de 17e eeuw vermeld als Borchstraet. De straat zelf is vermoedelijk al vele eeuwen ouder dan de burcht.[22]
In 1570, ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog, werd Anna van Oostenrijk aan het Valkhof onthaald door de hertog van Alva. Alva, die op dat moment in Nijmegen verbleef, had de burcht tijdelijk ingenomen.[23]In 1572 probeerde Filips IV (koning Filips II van Spanje) om van de burcht een dwangburcht te maken, wat mislukte.[24]
De laatste hooggeplaatste functionaris die nog op de Valkhofburcht verbleef, was stadhouder Willem V in de periode 1786-1787. Nog in 1769 waren er op de tweede verdieping nieuwe vertrekken voor de prins-stadhouder aangebouwd. Deze betrok ze echter onder geheel andere omstandigheden dan voorzien. Door de burgertwisten eind 18e eeuw tussen prinsgezinden en patriotten achtte Willem V het in 1786 raadzaam enige tijd buiten Den Haag te verblijven. Hij koos (naast Het Loo) voor Nijmegen, waar de burggraaf het stadhouderlijk huis welgezind was. In november 1786 vestigde hij zijn stadhouderlijk hof op het Valkhof, vanwaaruit hij in geval van nood snel kon vertrekken naar Pruisen. Hij vestigde zich hier met zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen en zijn kinderen (onder wie de latere koning Willem I). Wilhelmina van Pruisen reisde in juni 1787 naar Den Haag met het verzoek om terug te mogen keren, maar zij werd door patriotten aangehouden bij Goejanverwellesluis. Zij schreef haar broer koning Frederik Willem II van Pruisen over hoe zij was vernederd, waarop deze besloot militair in te grijpen en op 11 september via Nijmegen de Republiek binnenviel. Op die dag kwam een groot Pruisisch leger onder leiding van de hertog van Brunswijk op de burcht aan. De volgende dag trok dit leger met de in Ooij, Persingen en Nijmegen gelegerde troepen verder op naar Holland. Het doel van deze hele militaire operatie was om de rest van de Republiek te heroveren op de patriotten en de Oranjerestauratie door te voeren. Duizenden patriotten vluchtten hierna naar Frankrijk, waar twee jaar later de Franse Revolutie uitbrak.
Tijdens het beleg van Nijmegen in 1794 liep de burcht enige schade op, maar onduidelijk is hoeveel precies. Vooral het bombardement van 6-7 november schijnt de burcht verregaand te hebben beschadigd.[25]
Na alles tegen elkaar te hebben afgewogen, besloot de Landdag in augustus 1795 om een voorstel van het kwartier der Veluwe om het gebouwencomplex te slopen, in te willigen. Niet alleen zou het restaureren van de burcht veel geld hebben gekost, de burcht als zodanig vormde voor veel Nijmegenaren ook een herinnering aan wat inmiddels het ancien régime was: de verafschuwde prins-stadhouder in combinatie met de eeuwenoude vorstelijke grootheid in de nieuwe democratische tijd. Mogelijk hebben daarnaast handelgerelateerde motieven en jaloezie van andere steden op het bouwwerk gewicht in de schaal gelegd.[26] Het kwartier van Zutphen stemde tegen de sloop. Afgevaardigden van Nijmegen poogden nog voor te stellen om ten minste de Reuzentoren, de Hofpoort en de ringmuren te behouden, omdat hieraan geen kosten besteed hoefden te worden. Ook vanuit de Nijmeegse bevolking kwamen bezwaren tegen de sloop, maar vergeefs.
De burcht werd op 9 februari 1796 geveild voor een bedrag van f 90.400,-. In de periode hierna (1796-1797) is het bouwwerk bijna volledig gesloopt. Dit moest onder meer geld opbrengen om de door de Franse bezetters opgelegde belasting te kunnen betalen. Ook leende de kostbare tufsteen van de burcht zich goed om nieuw cement te maken. Handelaren wilden dit bijvoorbeeld hergebruiken voor gebouwen in Amsterdam en elders in het land. Deze tras is ook gebruikt voor het ophogen van sommige straten in Dordrecht en Haarlem.[25]. Alleen de twee nu nog steeds bestaande kapellen bleven behouden: de Sint Nicolaaskapel (of "Karolingische kapel", waarvan Johannes in de Betouw meende dat die zelfs nog uit de Romeinse tijd stamde) en een deel van de Sint-Maartenskapel ("Barbarossa-ruïne").
Bij de sloop werd overigens verzuimd om een grondplan van het gebouwencomplex te maken, zodat het uiterlijk van de burcht tegenwoordig alleen op basis van aantekeningen en de afbeeldingen (m.n. schilderijen uit de betreffende tijd) kan worden gereconstrueerd.
Na de sloop werd het vrijgekomen terrein opgehoogd, waardoor de resterende archeologische bodemschatten sindsdien goed bewaard zijn gebleven. Het terrein zelf werd tot een wandelplaats omgevormd.[27] Van de burcht bleven slechts de twee hiervoor genoemde bouwwerken over. Ook is een klein deel van de omwalling tot op de dag van vandaag bewaard gebleven (inclusief de Kruittoren).
Vrij snel na het slopen van de burcht werd op de heuvel een van de eerste stadsparken van Nederland aangelegd. Het ontwerp hiervan was van Johan David Zocher Sr.
Ter gelegenheid van 'tweeduizend jaar Nijmegen' werd in 2005 een replica van de reuzentoren van de burcht opgebouwd uit steigerbuizen en -doeken: de Donjon. Er kwamen veel bezoekers op af, in eerste instantie voor het uitzicht vanaf dit strategische punt.
Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 sprak de bevolking van Nijmegen zich via een adviserend referendum uit voor de herbouw van deze donjon. Dit was omstreden, getuige een brief van de betrokken staatssecretaris Medy van der Laan aan het gemeentebestuur, waarin zij stelde dat herbouw "strijdig is met de cultuurhistorische betekenis van het park". Onder verwijzing naar keizer Karel, Barbarossa en Zocher noemde zij de plek "het monument bij uitstek waar de biografie van het landschap in optima te beleven valt". Bovendien was er volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg over het uiterlijk van de donjon in de 12e eeuw niets bekend. De 17e- en 18e-eeuwse schilderijen geven alleen een indruk van de uitgebreide vesting van de graven van Gelre. Burgemeester Thom de Graaf steunde het herbouwplan, maar de verantwoordelijk minister Van der Hoeven van Cultuur nam de bezwaren over en stelde strenge eisen bij de uitwerking van de ideeën. Na bezwaren van GroenLinks en Gewoon Nijmegen stemde de gemeenteraad op 11 juni 2015 toch in met het bestemmingsplan, hoewel de stichting te kampen had met twijfelende investeerders.
Op 5 december 2018 werd uiteindelijk bekend dat de donjon definitief niet herbouwd zou worden. De archeologische kosten, uitblijven van de omgevingsvergunning en onzekere exploitatie alsmede groeiend verzet werden als redenen gegeven.[28]