In de wereld van vandaag is Teekenschool voor Kunstambachten een onderwerp geworden dat van groot belang is voor een breed scala aan mensen. Of het nu vanwege zijn impact op de samenleving, zijn relevantie in de geschiedenis, zijn invloed op de populaire cultuur of enig ander aspect is, Teekenschool voor Kunstambachten heeft de aandacht van een groot publiek getrokken. In dit artikel zullen we de vele facetten van Teekenschool voor Kunstambachten diepgaand onderzoeken, van de oorsprong tot de impact ervan op de hedendaagse wereld. We zullen de relevantie ervan op verschillende gebieden onderzoeken, evenals de implicaties die het heeft voor verschillende sectoren van de samenleving. Daarnaast zullen we de perspectieven van experts en uiteenlopende standpunten over Teekenschool voor Kunstambachten analyseren, met als doel een alomvattende en verrijkende visie te bieden op dit onderwerp dat vandaag zo relevant is.
De Teekenschool voor Kunstambachten (1880-1924) was een Amsterdamse onderwijsinstelling. In 1922 werd de naam Middelbare school voor kunstambachten. Twee jaar later fuseerde de school met de Kunstnijverheidsschool Quellinus en de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes tot het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs Amsterdam, dat in 1968 de naam Gerrit Rietveld Academie kreeg.
Voorloper van deze school was een in 1874 opgerichte tekenschool van de meubelmakers, schilders- en timmerliedenvereniging. In 1879 kwam vanuit de Amsterdamse afdeling van de Vereeniging ter bevordering van Fabriek- en Handwerksnijverheid in Nederland het plan om een nieuwe Teekenschool voor Kunstambachten op te richten.[1] Doel was het verbeteren van het tekenonderwijs aan werklieden en het vormen van hun smaak en geschiktheid voor de beoefening van kunstnijverheid. De Quellinusschool bij het Rijksmuseum richtte zich in de ogen van de initiatiefnemers te veel op toekomstige patroons. De Teekenschool richtte zich specifiek op werklieden als beeldhouwers, behangers, boekbinders, metaalbewerkers, meubelmakers, schilders, smeden, stukadoors, timmerlieden en goud- en zilversmeden, die in staat moesten zijn een tekening of model te begrijpen om het werk onder toezicht van een patroon uit te voeren.[2]
De totstandkoming van de school werd voorbereid door een commissie onder voorzitterschap van R.W.J.C. van den Wall Bake en met J.R. de Kruijff als secretaris. De financiering kwam van onder andere de stad Amsterdam, de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, de Kamer van Koophandel en de Provinciale Staten. De lessen startten op 23 november 1880 in een gebouw van een steenhandel aan de Lijnbaansgracht, bij de Hollandsche Manege, waar zo'n 100 leerlingen terecht kon. Het jaar erop werd een eigen gebouw neergezet aan de (Tweede) Jacob van Campenstraat, met ruimte voor 200 leerlingen. In 1891 is de school verplaatst naar de Da Costastraat, waar men 300 leerlingen kon onderbrengen.[3] Er werden door de opleiding onder meer seizoenscursussen aangeboden en een avondcursus voor de volwassen werklieden.
In 1922 werd de naam van de Teekenschool gewijzigd in Middelbare school voor kunstambachten. In 1924 fuseerde de school met de Kunstnijverheidsschool Quellinus en de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes tot het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs Amsterdam, de huidige Gerrit Rietveld Academie. Het gebouw aan de Da Costastraat wordt gebruikt door het ROC van Amsterdam.