In de wereld van vandaag is Systole (hart) een onderwerp van grote belangstelling en discussie geworden. Met zijn verschillende facetten en vertakkingen is Systole (hart) erin geslaagd de aandacht van experts en het grote publiek te trekken. Vanaf de oorsprong tot de implicaties ervan in de moderne samenleving heeft Systole (hart) op verschillende gebieden een voor en na gemarkeerd. In dit artikel zullen we de verschillende aspecten van Systole (hart) onderzoeken, waarbij we dieper ingaan op de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen. Zonder twijfel vertegenwoordigt Systole (hart) een uitdaging voor de mensheid, maar ook een kans om na te denken en alternatieven te zoeken die bijdragen aan het begrip en de uiteindelijke oplossing ervan.
Systole (?) is de fase waarin de kamers van het hart contraheren (samentrekken).
De linkerventrikel pompt zuurstofrijk bloed door de aorta naar de weefsels, de rechterkamer pompt tijdens de systole zuurstofarm bloed naar de longen, waarna dit zuurstofrijk terugkeert naar de linkerboezem (atrium) die het bloed weer naar de linkerventrikel geleidt. Tijdens de systole zijn de atrioventriculaire kleppen, de kleppen tussen boezems en ventrikels gesloten. De aortaklep en de pulmonalisklep, dat zijn de kleppen tussen de ventrikels of kamers en de aorta en de longslagader, staan wijd open. De systole begint als de atrioventriculaire kleppen sluiten, wat te horen is als de eerste harttoon. Ze maakt plaats voor de diastole als de aortaklep en de pulmonalisklep sluiten en zo de tweede harttoon doen klinken.
Door een elektrische prikkel die ontstaan is in de sinusknoop en via de boezems en de AV-knoop via de bundel van His de hartspier bereikt, verliest de wand van de spiercellen zijn elektrische lading en trekt de spier samen. Op het ECG is dit zichtbaar als het QRS complex. De celmembraan blijft nog even ontladen tot de celmembraan weer gepolariseerd raakt, dat is zichtbaar tijdens de T-top op het ECG. Dan begint de diastole waarin de kamers zich weer vullen.
Tijdens de systole loopt de bloeddruk in de linkerventrikel en de aorta op tot normaal zo'n 125 mm Hg. Dit is de systolische bloeddruk. Tijdens de diastole zakt de druk voorbij de aortaklep iets tot ongeveer 80 mm Hg: de diastolische bloeddruk. Deze drukgolven, of polsgolven, hebben enige tijd nodig om van de aorta naar bijvoorbeeld de pols te komen. De drukken in de rechterventrikel en de longslagader zijn ongeveer zes keer zo laag.