Suberine

In de wereld van vandaag is Suberine een onderwerp dat grote relevantie heeft gekregen en tot meerdere debatten en onderzoek heeft geleid. De impact ervan is voelbaar op verschillende gebieden, van politiek tot wetenschap, via cultuur en de samenleving in het algemeen. Er bestaat geen twijfel over dat Suberine een fenomeen is dat een voor- en nageschiedenis heeft gemarkeerd in de moderne geschiedenis, aanzienlijke veranderingen heeft veroorzaakt en de belangstelling van zowel deskundigen als burgers heeft gewekt. In dit artikel zullen we de impact van Suberine grondig onderzoeken en de invloed ervan op verschillende gebieden analyseren, met als doel de reikwijdte en gevolgen ervan beter te begrijpen.

Suberine (kurkstof) is een wasachtige stof die voorkomt bij de hogere planten. De naam is afkomstig van de wetenschappelijke naam van de kurkeik, Quercus suber.

Anatomie en fysiologie

Suberine is sterk waterafstotend (hydrofoob) en de belangrijkste functie is het droog houden van het onderliggende weefsel.

In wortels komt suberine voor in de radiale en transverse celwanden van de endodermiscellen. Dit wordt ook wel de schede van Caspary of bandjes van Caspary genoemd. Deze ring zorgt ervoor dat de wortel niet passief water kan opnemen.

In de bast komt suberine voor in de buitenste cellaag en in de lenticellen. Ook komt suberine voor in de schil van de netmeloen

Structuur en biosynthese

Suberine heeft twee bestanddelen:

De polyaromatische bestanddelen komen hoofdzakelijk voor in de primaire celwand en de polyalifatische tussen de primaire celwand en het plasma membraan. De bestanddelen zijn kruisgewijs met elkaar verbonden. De samenstelling van suberine verschilt van soort tot soort. Sommige algemeen voorkomende alifatische monomeren bevatten α-hydroxyzuren (hoofdzakelijk 18-hydroxyoctadec-9-eenzuur) en α,ω-dizuren (hoofdzakelijk octadec-9-een-1,18-dizuur). De monomeren van de polyaromatische bestanddelen bestaan uit hydroxykaneelzuren en afgeleiden (derivaten) zoals feruloyltyramine.

Ook glycerol is bij sommige soorten een belangrijk bestanddeel van suberine. Glycerol zou de alifatische en mogelijk ook de polyalifatische monomeren binden aan polyaromatische verbindingen tijdens het aanmaken van suberine. De polymerisatie stap van aromatische monomeren bevat een peroxidase reactie.

De biosynthese van de alifatische monomeren bestaat uit dezelfde reacties als die bij cutine en de biosynthese van aromatische monomeren is gelijk aan die bij lignine. Lignine en suberine zijn de enige onregelmatige biologische polymeren (atactisch).