Staatsaanleg van spoorwegen in Nederland

In de wereld van vandaag is Staatsaanleg van spoorwegen in Nederland een onderwerp van groot belang en interessant voor een groot aantal mensen. Sinds zijn opkomst heeft Staatsaanleg van spoorwegen in Nederland de aandacht getrokken van miljoenen individuen over de hele wereld, wat debatten, discussies en controverses op verschillende terreinen heeft voortgebracht. De impact ervan is onder meer voelbaar in de samenleving, de politiek, de economie, de wetenschap en de cultuur. Terwijl Staatsaanleg van spoorwegen in Nederland blijft evolueren en aan relevantie wint op het wereldtoneel, is het essentieel om de invloed ervan en de implicaties die het heeft op verschillende aspecten van het dagelijks leven volledig te analyseren en te begrijpen. In dit artikel zullen we de verschillende dimensies van Staatsaanleg van spoorwegen in Nederland en de rol ervan in de huidige samenleving in detail onderzoeken.

In de eerste decennia van spoorwegaanleg in Nederland was dit voornamelijk op particulier initiatief. Alleen de spoorlijn Amsterdam – Utrecht – Arnhem, onderdeel van de spoorlijn Amsterdam - Elten (Rhijnspoorweg), was op initiatief van de Staat aangelegd tussen 1843 en 1845. Tot in de jaren vijftig van de 19e eeuw waren enkele hoofdspoorlijnen aangelegd, maar vergeleken met de omringende landen was er inmiddels een grote achterstand ontstaan. Daar waren al grote spoorwegnetten aan het ontstaan, terwijl in Nederland de aanleg stagneerde.

Het kabinet-Rochussen diende in 1860 een wetsvoorstel in inzake de aanleg en exploitatie van de Noorder- en Zuiderspoorweg. Dit werd door de Eerste Kamer verworpen, waarna het kabinet viel. Het kabinet werd opgevolgd door het kabinet-Van Hall-Van Heemstra dat er wel in slaagde een Spoorwegwet tot stand te brengen. Er kwam daardoor spoorwegaanleg van staatswege, terwijl de wijze van exploitatie later bij wet zou worden geregeld.

Staatsaanleg volgens de wet van 1860

Zie ook: Staatslijn

Volgens de wet van 18 augustus 1860 werden van Staatswege de volgende spoorwegen aangelegd:

De lijn Den Helder – Alkmaar – Amsterdam (Lijn K) werd in exploitatie gegeven aan de reeds bestaande HSM. Voor de exploitatie van de overige lijnen werd op 26 september 1863 in Den Haag een particulier bedrijf opgericht: de Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen, kortweg Staatsspoorwegen (SS). Een belangrijke rol bij de aanleg van veel van deze lijnen (evenals bij de hieronder vermelde lijnen was ir. Nicolaas Hendrik Nierstrasz.

Staatsaanleg volgens de wetten van 1873 en 1875

Volgens de wet van 21 mei 1873 werden aangelegd:

Volgens de wet van 10 november 1875 werden aangelegd:

De lijnen Amersfoort – Nijmegen, Schiedam – Hoek van Holland en Zaandam – Enkhuizen werden in exploitatie gegeven aan de HSM. De overige lijnen werden in exploitatie gegeven aan de SS.

Latere staatsaanleg

De lijn Noord Scharwoude – Noord Scharwoude Dorp (zijtak van Lijn K) werd in exploitatie gegeven aan de HSM. De lijnen Eindhoven – Weert en Heerlen – Valkenburg werden in exploitatie gegeven aan de SS. Bij de opening van de lijnen Schaesberg – Simpelveld en Gouda – Alphen aan den Rijn werd het spoorwegnet inmiddels geëxploiteerd door de Nederlandse Spoorwegen (NS).

Zie ook