In dit artikel willen we dieper ingaan op het onderwerp Sleutel (muziek) en alle dimensies ervan verkennen. Sleutel (muziek) is door de geschiedenis heen een onderwerp van constante belangstelling geweest, met meerdere benaderingen en analyses uit verschillende disciplines. Vanaf het begin tot nu heeft Sleutel (muziek) een cruciale rol gespeeld in het leven van mensen en de ontwikkeling van de samenleving. In dit artikel willen we Sleutel (muziek) vanuit verschillende perspectieven onderzoeken, waarbij we de impact ervan op cultuur, politiek, wetenschap, kunst en het dagelijks leven analyseren. We hopen dat dit artikel dient als een uitgebreide gids om het belang en de relevantie van Sleutel (muziek) in de moderne wereld te begrijpen.
Een muzieksleutel, toonsleutel of kortweg sleutel is een symbool dat wordt gebruikt bij het noteren van muziek en dat, in principe, aan het begin van iedere notenbalk wordt geplaatst. Een sleutel op een notenbalk omvat een lijn daarvan en legt daarmee de toonhoogte vast van een noot op die lijn. De sleutel bepaalt op deze manier de toonhoogte van alle noten die erna komen, tot aan een eventuele nieuwe sleutel. De sleutel legt niet de toonsoort vast; daartoe worden vlak na sleutel voortekens in de vorm van een of meer mollen of kruisen geplaatst. Als de notenbalken van de genoteerde muziek opgevat kunnen worden als één doorlopende balk, noteert men de sleutel wel alleen aan het begin van de eerste balk.
Spreekt men in de muziek van sleutel, dan wordt enerzijds het symbool bedoeld, waarvan er drie zijn, en anderzijds het vastleggen van een bepaalde toon door de plaatsing van het symbool op de balk.
Er zijn nog drie verschillende symbolen in gebruik; vroeger waren er meer. De voorkomende sleutels zijn gestileerde vormen van de letters G, F en C.
Door plaatsing van een muzieksleutel op de notenbalk wordt dus een lijn van de balk aangewezen waarop de door de sleutel bepaalde toon ligt. In principe kan elke sleutel op elke hoogte geplaatst worden. Niet elke plaatsing is even gebruikelijk. Plaatsing met de aangewezen toon tussen twee lijnen is heel ongebruikelijk. Er zijn momenteel[(sinds) wanneer?] drie verschillende sleutels en zeven plaatsingen gangbaar.
Sleutel | Naam | Gebruik | Instrument of stem | Toonhoogte van de lijnen |
---|---|---|---|---|
![]() |
Franse vioolsleutel | De g-sleutel kwam ook voor op de eerste lijn van onder. Komt in de praktijk nauwelijks meer voor. |
In de 17e en 18e eeuw gangbaar in sommige Franse viool- en fluitmuziek. | g'b'd"f"a"
|
![]() |
vioolsleutel | De g-sleutel op de tweede lijn. Dit is de meest voorkomende sleutel. |
Piano (vooral bovenste balk, rechterhand), viool, fluit, gitaar, beiaard (manuaal), trompet. |
e'g'b'd"f"
|
![]() |
sopraansleutel | De c-sleutel op de eerste lijn. | Sopraan | c'e'g'b'd"
|
![]() |
mezzo-sopraansleutel | De c-sleutel op de tweede lijn | a c'e'g'b'
| |
![]() |
altsleutel | De c-sleutel op de derde lijn | Altviool, alt | f a c'e'g'
|
![]() |
tenorsleutel | De c-sleutel op de vierde lijn | Tenor | d f a c'e'
|
![]() ![]() |
baritonsleutel | De c-sleutel op de vijfde lijn. De f-sleutel op de middelste lijn komt op hetzelfde neer, maar komt niet vaak meer voor. |
B d f a c'
| |
![]() |
bassleutel | De f-sleutel wordt voornamelijk gebruikt op de vierde lijn van onderen. | Piano (vooral onderste balk, linkerhand), bas, trombone, orgel (pedaal), beiaard (pedaal) |
G B d f a
|
![]() |
contrabassleutel | De f-sleutel op de bovenste lijn. Wordt niet meer gebruikt. |
E G B d f
|
Uit de laatste kolom blijkt wel dat de vijf lijnen voor veel verschillende tonen kunnen staan. Hierbij is nog geen aandacht besteed aan de voortekens.
De vorm van de g-sleutel in handschriften en gedrukte bladmuziek heeft in de loop der tijden nogal wat veranderingen gekend, die soms ook naast elkaar voortbestonden. Aanvankelijk werd een eenvoudige 'g' genoteerd op de lijn, later verschenen ook meer gestileerde vormen. Tegenwoordig[(sinds) wanneer?] wordt alleen de moderne variant nog gebruikt.
De ontwikkeling van de g-sleutel:
De c-sleutel ontwikkelde zich als gestyleerde vorm van de hoofdletter C.
De f-sleutel ontwikkelde zich uit de hoofdletter F. Aanvankelijk als baritonsleutel die de middelste lijn aangaf voor de f. De beide dwarsstreepjes werden gereduceerd tot stippen, .
De klavarnotatie kent slechts één sleutel, namelijk een c-sleutel. Deze dient niet om aan te geven waar de c zich bevindt, want dat is al duidelijk (links van het tweetal lijnen), maar om aan te geven welke c de eengestreepte c is. Dit wordt, behalve met de sleutel, ook aangegeven door de lijnen voor des' en es' te stippelen
Er bestaan ook nog sleutels voor drumpartijen, met 1 of 2 verticale strepen.
Bij octaverende sleutels plaatst men een 8 onder of boven de sleutel om alles een octaaf lager of hoger te spelen dan genoteerd staat.