In het volgende artikel zullen we de fascinerende wereld van Slanghazelwormen verkennen, een onderwerp dat door de jaren heen de aandacht van veel mensen heeft getrokken. Van de impact ervan op de samenleving tot de implicaties ervan op het dagelijks leven: Slanghazelwormen is een onderwerp dat grote belangstelling en debat heeft gegenereerd onder zowel experts als fans. Via dit artikel zullen we dieper ingaan op de verschillende aspecten van Slanghazelwormen, vanaf de oorsprong tot de evolutie ervan vandaag de dag, met als doel een dieper inzicht te verschaffen in dit onderwerp dat vandaag de dag zo relevant is.
Slanghazelwormen | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||
Anelytropsis papillosus | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Familie | |||||||||||||
Dibamidae Boulenger, 1884 | |||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||
Slanghazelwormen op ![]() | |||||||||||||
|
Slanghazelwormen[1] (Dibamidae) vormen een familie van hagedissen.
De groep werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door George Albert Boulenger in 1884. De familie is verwant aan de wormhagedissen.
Slanghazelwormen worden verdeeld in twee geslachten. Het geslacht Anelytropsis is monotypisch en kent maar een enkele soort, van het geslacht Dibamus zijn 23 soorten bekend.[2]
Slanghazelwormen hebben geen duidelijke poten maar kleine flapachtige structuren aan weerszijden van de cloaca. Ze hebben daarnaast gladde schubben en een puntige kop om beter te kunnen graven. De schubben op de kop zijn veel groter dan die van andere hagedissen, hieraan zijn de soorten te herkennen. Met name de rostrale schub aan de snuitpunt valt op; deze bedekt het grootste deel van de kop.[3]
De grootste soorten kunnen inclusief de staart een lengte tot 30 centimeter bereiken. De meeste soorten worden maximaal ongeveer 15 cm lang inclusief staart. Alle soorten hebben een roze lichaamskleur en zien eruit als een regenworm. De ogen zijn slechts zichtbaar als zwarte plekjes en liggen onder een schub, de hagedissen hebben een zeer slecht gezichtsvermogen. Ze worden ook blinde hagedissen genoemd vanwege de sterk gereduceerde ogen.[3] Ook in andere talen worden ze zo genoemd zoals het Engelse blind lizards. Ook een gehooropening ontbreekt; de hagedissen zijn doof maar kunnen wel trillingen waarnemen.
De enige soort uit het geslacht Anelytropsis komt voor in Mexico. Alle andere soorten leven in Azië, in vochtige regenwouden.[2] Alle soorten leiden een gravend bestaan onder de grond, vaak bij rottende materialen. Bij bedreiging kan de staart worden afgeworpen, dit wordt wel caudale autotomie genoemd. Op het menu van de meeste soorten staan voornamelijk mieren, termieten en andere kleine ongewervelden.
De familie omvat de volgende geslachten, met de auteur en het verspreidingsgebied.
Naam | Auteur | Verspreidingsgebied |
---|---|---|
Anelytropsis | Cope, 1885 | Mexico |
Dibamus | Duméril & Bibron, 1839 | Azië: Cambodja, China, Filipijnen, Hongkong, India, Indonesië, Maleisië, Nieuw-Guinea, Thailand en Vietnam |