In het artikel dat we presenteren, zullen we ons verdiepen in de fascinerende wereld van Seropositief en het belang ervan in de huidige samenleving verkennen. Seropositief is een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van zowel experts als enthousiastelingen, wat interessante en gepassioneerde debatten heeft opgeleverd. Door de jaren heen heeft Seropositief zijn invloed bewezen op verschillende aspecten van het dagelijks leven, van technologie tot populaire cultuur. In dit artikel zullen we dieper ingaan op de achtergrond van Seropositief, de evolutie ervan in de loop van de tijd en de impact ervan op de moderne wereld. Daarnaast zullen we de verschillende perspectieven en meningen over Seropositief analyseren, met als doel een alomvattende en objectieve visie te bieden op dit zeer relevante onderwerp.
Seropositief betekent in het algemeen dat er in het serum van het bloed van iemand antistoffen (immunoglobulinen) zijn aangetoond tegen een bepaalde infectie. Dit betekent dat deze persoon in aanraking is geweest met de bacterie of het virus dat deze infectie veroorzaakt, en dat het afweersysteem hiertegen afweerstoffen heeft aangemaakt. Men kan seropositief zijn, wanneer een infectie aanwezig is, maar men is vaak ook nog seropositief wanneer een infectie reeds genezen is (men noemt dit een serologisch litteken).
Wanneer iemand geen antistoffen heeft, heet dit seronegatief. Wanneer iemand een infectie oploopt en daardoor afweerstoffen gaat aanmaken en van seronegatief seropositief wordt, heet dit seroconversie.
In het dagelijks spraakgebruik wordt met seropositief veelal bedoeld dat iemand antistoffen tegen hiv in het bloed heeft. Iemand die seropositief is, is dus drager van het virus en kan anderen ermee besmetten, maar heeft nog geen aids. Hij/zij ondervindt nog weinig of geen last van de infectie.
Hiv houdt zich op in de lichaamsvloeistoffen van een geïnfecteerd persoon en heeft een toegangspoort nodig om het lichaam van de ander binnen te dringen. Sperma, bloed en etter bevatten veel hiv en zijn dus zeer besmettelijk.
Moedermelk, voorvocht en vaginaal vocht bevatten slechts een beetje hiv en zijn dus minder besmettelijk, maar het risico op een infectie is zeker aanwezig. Baby's die geboren worden uit een seropositieve moeder, zijn soms al seropositief bij de geboorte. Wanneer zij dit niet zijn, lopen zij wel een groot risico om seropositief te worden wanneer zij borstvoeding krijgen.
Speeksel, tranen, urine en zweet zijn niet besmettelijk.
Hiv kan via de volgende toegangspoorten het lichaam binnenkomen en dus voor besmetting zorgen: via open wonden, de anus, het slijmvlies van de darm, het slijmvlies van de vagina, de eikel, de urinebuis, de keel, wondjes, blaasjes, zweertjes en aftjes. Deze zijn allemaal doorgankelijk voor het hiv. De intacte huid is dit daarentegen niet. Sperma, bloed of etter van een met hiv besmette persoon op de intacte huid leidt dus niet tot een besmetting, al is het wel zaak om de huid zo snel mogelijk schoon te wassen.
Wanneer bij een seropositieve persoon door trouwe dagelijkse behandeling met hiv-remmers het virus is onderdrukt tot de "ondetecteerbaar"-status, is ook zijn besmettelijkheid drastisch verminderd.
Mensen die een groter risico lopen om hiv besmet te raken of te zijn:
Wanneer iemand pas besmet is met hiv, maar nog niet voldoende antistoffen heeft aangemaakt om via een bloedonderzoek vast te stellen of hij/zij besmet is met hiv of tot het ogenblik dat de virale lading terug gestabiliseerd is, spreken we over een primaire infectie (PI) met hiv. Tijdens deze fase is de persoon nog seronegatief. De seroconversie sluit deze periode af, hierna is de persoon seropositief. Tijdens de primaire infectie vertonen sommigen volgende symptomen: griep, koorts, vermoeidheid, pijnlijke keel, gewichtsverlies, pijn aan de spieren, nachtelijk zweten, diarree, gezwollen klieren in de keel, enzovoorts. Anderen vertonen geen symptomen.
Vanaf het ogenblik dat de virale lading terug gestabiliseerd is, zo’n 3 maanden na de infectie tot voor de latere fase.
(Indien onbehandeld:) Vijf tot vijftien maanden voor het overlijden. In deze fase, waarin we spreken van aids, begint het virus zich steeds meer te delen en verzwakt het immuunsysteem steeds meer, zodat een persoon klachten krijgt van een verzwakt immuunsysteem en allerlei infecties krijgt.