In dit artikel gaan we het onderwerp Opperduits behandelen met als doel de verschillende facetten ervan te verkennen en ons te verdiepen in de betekenis en relevantie ervan vandaag de dag. Opperduits is een onderwerp dat de belangstelling heeft gewekt van experts en het grote publiek, vanwege de impact ervan op verschillende aspecten van het dagelijks leven. Door de geschiedenis heen heeft Opperduits een cruciale rol gespeeld in de samenleving, en de invloed ervan is vandaag de dag nog steeds aanzienlijk. Via dit artikel zullen we proberen licht te werpen op de verschillende aspecten van Opperduits, door de evolutie ervan in de loop van de tijd en de relevantie ervan in de hedendaagse wereld te analyseren.
Opperduits (Duits: Oberdeutsch) is een met name in de Duitse taalkunde gangbare term, als verzamelnaam voor een aantal Hoogduitse taalvariëteiten in het zuiden van Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk.
Het Opperduits onderscheidt zich van het Middelduits - dat ook als een vorm van Hoogduits wordt beschouwd - doordat het in hogere mate de tweede Germaanse klankverschuiving heeft ondergaan. Hierdoor zijn bijv. sommige medeklinkers die in het Nederduits (en het Nederlands) plosieven zijn, in het Hoogduits fricatieven of affricaten. De Spierse linie scheidt het Middelduitse taalgebied van het Opperduitse. Het Opperduits wordt ten zuiden van deze isoglosse gesproken.
De moderne Duitse standaardtaal is een compromisvorm tussen het oostelijke Middelduits en het noordoostelijke Opperduits (met secundaire beïnvloeding van andere dialecten met inbegrip van het Nederduits). Wat de klankverschuiving betreft kan de standaardtaal echter best bij het Opperduits worden gerekend, omdat ze de karakteristieke affricaat pf gebruikt in woorden zoals Apfel en Kopf (Middelduits: Appel, Kopp).
De voornaamste Opperduitse dialecten zijn:
Het Zwabisch en Elzassisch worden meestal als subvormen van het Alemannisch beschouwd. Het inmiddels uitgestorven Longobardisch had de tweede Germaanse klankverschuiving eveneens volledig doorgemaakt en wordt daarom als een vroege vorm van Opperduits beschouwd. De Oost- en Zuid-Frankische dialecten vormen een dialectcontinuüm tussen het Middel- en Opperduits.