Het onderwerp Nico Luijpen is al lange tijd onderwerp van belangstelling en debat. Door de jaren heen heeft Nico Luijpen de aandacht getrokken van zowel experts als enthousiastelingen, waardoor een breed spectrum aan meningen en perspectieven is ontstaan. Vanaf het begin tot aan de relevantie ervan vandaag de dag heeft Nico Luijpen een belangrijke rol gespeeld op verschillende terreinen en heeft het de levens van miljoenen mensen over de hele wereld beïnvloed. In dit artikel zullen we de geschiedenis, impact en toekomstige implicaties van Nico Luijpen diepgaand onderzoeken, waardoor we een alomvattend en inzichtelijk inzicht geven in dit cruciale onderwerp.
Wilhelmus Antonius Maria ('Nico') Luijpen (Hilversum, 22 mei 1922 – Eindhoven, 29 september 1980) was een Nederlandse Augustijner monnik en filosoof. Hij dacht en schreef vooral vanuit het existentialisme en de fenomenologie. Zijn publicaties droegen veel bij aan de verspreiding van deze denkstromingen in het Nederlandse taalgebied en werden ook veel naar het Engels, Spaans en Duits vertaald.
Hij studeerde te Rome, Parijs, Leuven en Freiburg. Door zijn intellectuele ontwikkelingsgang verwijderde hij zich gaandeweg van de neoscholastiek en verdiepte hij zich met vrucht in het existentialisme. Denkers als Heidegger, Merleau-Ponty, Marcel en Sartre waren een inspiratie voor Luijpen; tegelijkertijd voerde hij met hen vaak felle discussies en verdedigde hij het thomisme. Leuvense filosofen die van invloed waren, waren met name Alphonse De Waelhens en Albert Dondeyne.
Aanvankelijk was Luijpen docent aan het Eindhovense Philosophicum Augustinianum. Sinds 1968-1969 was hij vanwege de Radboudstichting buitengewoon hoogleraar (cultuurfilosofie) aan de Economische Hogeschool Tilburg, en bijzonder hoogleraar (thomistische filosofie) aan de Technische Hogeschool Delft. Ook was hij gedurende enige tijd visiting professor aan de universiteit van Pittsburgh.
Luijpen schuwde de polemiek niet: zo voerde hij in een van zijn werken een discussie met Fokke Sierksma over het wezen van de religieuze ervaring. Ook de verwetenschappelijkte mensvisie (sciëntisme) en het pessimisme van de kritische theorie spaarde hij zijn confronterende beoordeling bepaald niet.
Voor de fenomenologie van Luijpen zijn drie elementen constitutief: (1) existeren, (2) "zien", (3) is-"zeggen". "Existeren" kan zowel inauthentiek als authentiek existeren betekenen. "Zien" wordt opgevat in de breedst denkbare zin van het woord, vanaf de waarneming van een object, via de wetenschappelijke verklaring van een object, tot en met ethische en religieuze "wijzen van zien". Ook het is-"zeggen" doorloopt een scala aan betekenissen, vanaf het meest onuitgesproken, impliciete "is"-"zeggen" tot en met het meest uitgesproken, expliciete is-"zeggen". Van het eerste is sprake in het gewone leven ( de Lebenswelt), van het tweede in de wetenschappen zoals de natuurwetenschappen, de rechtswetenschap en de theologie. Het expliciete is-"zeggen" zal de rijkdom van het impliciete "is"-"zeggen" nooit kunnen inhalen.
Rede: