In dit artikel zullen we de opwindende wereld van Lichenometrie verkennen en alle facetten die daarbij betrokken zijn. Vanaf de oorsprong tot de impact ervan op de hedendaagse samenleving is Lichenometrie een onderwerp dat gedetailleerde en doordachte aandacht verdient. Langs deze lijnen zullen we de relevantie ervan in verschillende contexten analyseren, evenals de controverses en debatten eromheen. Met een kritische en objectieve benadering zullen we ons verdiepen in Lichenometrie om het belang en de uitdagingen ervan vandaag de dag te begrijpen. Dit artikel zal ongetwijfeld een uitgebreid overzicht van Lichenometrie bieden en de lezer een groter begrip en waardering voor dit onderwerp geven.
Lichenometrie (van het Oudgriekse lichè, korstmos en metrein, meten) is een absolute en incrementele dateringsmethode in de archeologie, geologie en sedimentologie, waarmee kan worden bepaald hoelang een gesteente is blootgesteld aan atmosferische omstandigheden. Men gebruikt de grootte van korstmossen als indicator voor de ouderdom van het gesteente of substraat waarop ze groeien.
De methode werd voor het eerst gebruikt door de Noorse botanicus Knut Fægri in 1933, waardoor deze de Vader van de Lichenometrie wordt genoemd.
Er wordt gebruikgemaakt van de groeisnelheid van korstmos- of algenkolonies, aangezien die immers met een constante (trage) snelheid groeien (tussen 1 en 2 millimeter per jaar), zodat men de ouderdom van het substraat vrij nauwkeurig kan bepalen. Deze snelheid bepaalt men met hulp van gedateerde gesteentes, waarop korstmossen groeien. Door het meten van de diameter van de grootste korstmossen op een gesteente, kan de absolute ouderdom van het gesteente bepaald worden. De volgende formule leidt tot de ouderdom van het gesteente:
met = ouderdom van het substraat (in jaren), = diameter van het korstmos (in millimeter) en = de groeisnelheid van het korstmos (in millimeter per jaar).
Lichenometrie wordt aangewend voor ouderdomsbepaling van glaciale afzettingen in toendragebieden of hoelang geleden het landoppervlak vrijgekomen was van de bedekkende gletsjers uit de laatste ijstijd (hier zijn andere dateringsmethoden meestal niet mogelijk), veranderingen in het waterpeil van meren, rivieren en zeeën en aardverschuivingen. De factoren waarvan deze techniek afhangt zijn het soort korstmos (sommige korstmossen groeien niet gelijkmatig) en de klimatologische omstandigheden.[1]
Er is een aantal nadelen aan deze methode verbonden: