Er is een groeiende belangstelling voor Koolwaterstof, hetzij vanwege de impact ervan op de samenleving, hetzij vanwege de relevantie ervan op wetenschappelijk gebied. Decennia lang heeft Koolwaterstof de aandacht getrokken van academici, professionals en het grote publiek vanwege het belang ervan in verschillende aspecten van het dagelijks leven. In dit artikel zullen we verschillende facetten van Koolwaterstof onderzoeken, van zijn oorsprong en evolutie tot zijn invloed vandaag de dag. We zullen analyseren hoe Koolwaterstof de wereld waarin we leven heeft gevormd en welke perspectieven zich rond dit onderwerp openen. Daarnaast zullen we de ethische en morele implicaties onderzoeken die var1 met zich mee kan brengen, zonder de vooruitgang die op dit gebied is geboekt te verwaarlozen.
Koolwaterstoffen zijn organische verbindingen van uitsluitend waterstof (H) en koolstof (C). Heel veel polymeren zijn koolwaterstoffen. De eenvoudigste koolwaterstoffen zijn de alkanen. Een alkaan is een verzadigde koolwaterstof, dat wil zeggen dat het de maximale hoeveelheid waterstofatomen (H) heeft opgenomen. Algemeen geldt voor koolwaterstoffen: hoe langer de koolstofketens, hoe zwaarder het molecuul, en hoe hoger het kookpunt. De lichtste alkanen zijn gassen bij kamertemperatuur. Paraffine is een koolwaterstof met zulke grote moleculen dat het bij kamertemperatuur een vaste stof vormt.
Al deze verbindingen worden gewonnen uit aardgas en aardolie. Raffinage is het door destillatie verkrijgen van fracties uit dit 'ruwe' (onbewerkte) mengsel van verschillende koolwaterstoffen. Kraken is het door verhitting, zonder toetreding van lucht (zuurstof), laten ontleden van olieproducten, waardoor verbindingen ontstaan met minder koolstofatomen (en met een of meer dubbele bindingen). Bitumina blijven over als eindproduct van aardolieraffinage; ze vormen de zwaarste fracties (met de langste koolstofketens) van aardolie en hebben een zeer hoog smelt- en kooktraject.
Koolwaterstoffen kan men ook synthetisch produceren uitgaande van koolstofmonoxide en waterstof; op dergelijke wijze verkregen koolwaterstoffen noemt men Fischer-Tropschbrandstoffen.
Naast koolwaterstoffen van minerale oorsprong is het ook mogelijk om een aantal belangrijke koolwaterstofverbindingen te maken uit biologische, plantaardige en dierlijke, olien en vetten. De oleochemie is de wetenschap die dit beschrijft.
Al duizenden jaren heeft de mensheid geprofiteerd van het gebruik van koolwaterstoffen in een breed scala van toepassingen.[1] . De belangrijkste hedendaagse toepssingen zijn:
De eenvoudigste koolwaterstoffen bevatten alleen lineaire koolstof-koolstofbindingen, zonder ringen. Dit zijn de zogenaamde alkanen of alifatische koolwaterstoffen. De algemene formule voor alkanen is CnH2n+2. Deze verbindingen heten verzadigd, omdat er geen dubbele bindingen in voorkomen. Het koolwaterstofmolecuul is als het ware verzadigd met waterstof.
De eenvoudigste alkanen zijn:
Na de eerste tien bekendste alkanen zijn er ook nog tien minder bekende alkanen:
Deze eerste vier genoemde koolwaterstoffen zijn gasvormig bij kamertemperatuur (uiteraard onder de voorwaarde dat er atmosferische druk heerst).
Verzadigde waterstoffen kunnen ontstaan als Onverzadigde koolwaterstoffen met waterstof reageren.
Onverzadigde koolwaterstoffen bevatten minder waterstof. De oudste naam voor deze groep verbindingen is olefinen, wat betekent olie-vormend.
De volgende soorten onverzadigde koolwaterstoffen kunnen worden onderscheiden:
Een koolwaterstof met één of meer benzeenringen is een aromatische koolwaterstof. Furaan en thiofeen zijn aromatische verbindingen. De aromatische koolwaterstoffen maken deel uit van de groep van aromatische verbindingen of aromaten. De belangrijkste, meest toegepaste aromatische koolwaterstoffen zijn benzeen en zijn derivaten, zoals tolueen, ethylbenzeen, xyleen of fenol (hydroxybenzeen). Stoffen met meerdere aaneengeschakelde aromatische systemen heten polycyclische aromatische koolwaterstoffen (pak). Binnen een aromatische ring is een deel van de elektronen gedelokaliseerd; dat wil zeggen dat zij niet aan één bepaald atoom gebonden zijn maar als het ware over de gehele ring kunnen bewegen. Deze delokalisatie zorgt voor enkele van de typerende eigenschappen van aromatische moleculen, zoals de relatief grote stabiliteit ten opzichte van vergelijkbare, lineaire alkenen.
Cyclische koolwaterstoffen, zoals cycloalkanen, hebben een koolstofketen die een ring vormt, bijvoorbeeld cyclohexaan. Bij deze vorm zijn alle koolstofatomen met elkaar verbonden. De structuurformule van een cyclische koolwaterstof lijkt -zo op het oog- sterk op een aromatische verbinding, maar de chemische eigenschappen van deze groepen verbindingen zijn zeer verschillend. De algemene formule voor deze groep van verbindingen is CnH2n.
Sommige koolwaterstoffen hebben aan de koolstofketen één of meer halogeenatomen als chloor of fluor, de zogenaamde chloorfluorkoolstofverbindingen (CFK's). Strikt gesproken zijn dit geen "koolwaterstoffen" gezien het feit dat ze niet exclusief uit H en O zijn opgebouwd. Voorbeelden van gechloreerde koolwaterstoffen zijn "tri" (trichlooretheen) en "per" (tetrachlooretheen), deze beide stoffen zijn in het verleden veelvuldig toegepast als ontvetter en oplosmiddel in metaalverwerkende industrieën en in chemische wasserijen. Ze zijn over het algemeen slecht biologisch afbreekbaar, bijzonder giftig en vaak kankerverwekkend. Ook de zeer giftige groep van dioxines zijn gechloreerde koolwaterstoffen. (Met een polycyclisch aromatisch karakter.)