Kleine rupsklaver

In dit artikel zullen we het onderwerp Kleine rupsklaver vanuit verschillende perspectieven onderzoeken, waarbij we de historische, culturele, sociale en emotionele implicaties ervan behandelen. Kleine rupsklaver is tegenwoordig een onderwerp dat van groot belang is en dat op verschillende gebieden belangstelling en debat heeft gewekt. In het hele artikel zullen we de verschillende aspecten van Kleine rupsklaver analyseren, waarbij we dieper ingaan op de betekenis, impact en mogelijke oplossingen ervan. Via een multidisciplinaire aanpak proberen we een alomvattend overzicht te bieden waarmee de lezer de complexiteit en het belang van Kleine rupsklaver in de hedendaagse context kan begrijpen.

Kleine rupsklaver
Kleine rupsklaver
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Fabiden
Orde:Fabales
Familie:Leguminosae (Vlinderbloemenfamilie)
Onderfamilie:Papilionoideae
Geslacht:Medicago (Rupsklaver)
soort
Medicago minima
(L.) Bartal. (1776)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Kleine rupsklaver op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De kleine rupsklaver (Medicago minima) is een eenjarige plant die behoort tot de vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en stabiel of iets toegenomen. De plant komt van nature voor in Eurazië.

De dicht behaarde plant wordt 5-40 cm hoog en heeft een stompkantige stengel. De drietallige, 3-4 mm lange, omgekeerd eironde blaadjes zijn ongevlekt. De steunblaadjes zijn ongedeeld of aan de voet iets getand.

De kleine rupsklaver bloeit van mei tot augustus met gele, 3-9 mm lange bloemen. De bloemtros bestaat uit één tot acht bloemen. De kroonbladen zijn 3-7 mm lang.

De 3-8 mm brede vrucht is een bijna bolvormige peul (gestekelde kluwen) met viltige beharing, vaak met klierharen en met anderhalve tot zeven windingen. De aderen op de windingen zijn sterk s-vormig gebogen en niet netvormig verbonden. De zaden zijn 1,5-2,4 mm lang en 0,8-1,2 mm breed.

De plant komt voor op droge, kalkrijke zandgrond in duinen en langs rivierstrandjes.

Zie de categorie Medicago minima van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.