In dit artikel zullen we het onderwerp Kindertransport diepgaand onderzoeken, een onderwerp dat vandaag de dag van groot belang is en verschillende sectoren van de samenleving beïnvloedt. We zullen de oorsprong, geschiedenis en evolutie ervan in de tijd onderzoeken, evenals de impact ervan op het dagelijks leven van mensen. Daarnaast zullen we verschillende perspectieven en meningen over Kindertransport analyseren, met als doel een breed en compleet overzicht van dit onderwerp te bieden. Met dit onderzoek willen we onze lezers een dieper inzicht bieden in Kindertransport, zodat ze een geïnformeerde mening kunnen vormen en kunnen bijdragen aan het debat over deze kwestie.
Kindertransport was de georganiseerde actie om Joodse kinderen weg te halen uit gebieden die onder het naziregime vielen in de periode voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. In totaal werden rond de achttienduizend kinderen gered. Het grootste deel van de kinderen werd opgevangen in Groot-Brittannië. Een minderheid vond haar weg naar Frankrijk, België, Nederland, Zweden en Zwitserland. Een deel van de kinderen in Frankrijk, België en Nederland kwam later alsnog om.
Vanaf de aanvang het naziregime in Duitsland was er een constante stroom van Joodse vluchtelingen vanuit Duitsland. Tegelijkertijd stelden steeds meer landen inreisbeperkingen in. De Kristallnacht die plaatsvond in de nacht van 9 op 10 november 1938 leidde tot een nieuwe golf van vluchtelingen. Veel buurlanden van Duitsland zaten echter niet te wachten opnieuw veel Joden op te vangen. Voor kinderen werd echter een uitzondering gemaakt.
Vijf dagen na de Kristallnacht pleitte een delegatie van leiders uit - onder andere - de Joodse en Quaker-gemeenschap bij de Britse premier Neville Chamberlain om de opvang van Joodse kinderen toe te staan. Zij gingen er vanuit dat vijfduizend kinderen een realistisch doel was. Dat doel werd verhoogd tot vijftienduizend toen het Colonial Office een aanvraag van de Joodse gemeenschap in Palestina afwees om daar tienduizend kinderen op te mogen vangen.
De Britse regering stond welwillend tegenover de opvang van kinderen, op voorwaarde dat zij niet begeleid zouden worden door hun ouders en niet ouder waren dan 17 jaar. De verschillende betrokken organisaties zouden zorg dragen voor de opvang van de kinderen en moesten met een bedrag van vijftig pond per kind financieel garant staan om te verzekeren dat er geen belastinggeld zou wegvloeien richting de opvang van de kinderen. Minister van Binnenlandse Zaken Samuel Hoare presenteerde het wetsvoorstel voor de opvang van de kinderen op 21 november 1938 in het House of Commons, dat daar vervolgens mee instemde.
In zeer korte tijd stuurde de Movement for the Care of Children from Germany, later bekend als de 'Refugee Children's Movement' (RCM), vertegenwoordigers naar Duitsland en Oostenrijk. Zij werden gefinancierd door de Central British Fund for German Jewry. Op 25 november 1938 was er een oproep op BBC Home Service van voormalig minister van Binnenlandse Zaken Herbert Samuel. Binnen de kortste keren waren er vijfhonderd aanmeldingen, van zowel Joodse als niet-Joodse families.
In Duitsland waren vrijwilligers druk bezig met de vraag wie als eerste het land uit moest. Voorrang werd gegeven aan Poolse kinderen voor wie deportatie dreigde, kinderen in Joodse weeshuizen, kinderen met een ouder in een concentratiekamp en kinderen in zwaar verarmde gezinnen. Ouders of begeleiders kregen een vertrekdatum te horen en reisinstructies. De jongeren mocht slechts een kleine koffer meenemen en niet meer dan tien mark en geen afscheid nemen op het station.
De meeste kinderen vertrokken eerst per trein via België naar Nederland. Diegenen die doorreisden naar Engeland reisden namen doorgaans de boot vanuit Hoek van Holland naar Engeland. De eerste groep van 196 kinderen arriveerde op 2 december 1938 in de haven van Harwich. In de negen maanden daarna, tot de uitbraak van de Tweede Wereldoorlog, volgden nog bijna tienduizend jeugdigen.
Vanuit andere landen vonden er ook kindertransporten plaats. Bijna tweeduizend kinderen vonden hun weg naar Nederland. Op het moment van de Duitse inval in mei 1940 had circa dertig procent van hen het land alweer verlaten.[1] Het Comité voor Joodsche Vluchtelingen was betrokken bij de opvang van de kinderen. De Nederlandse activiste Truus Wijsmuller-Meijer speelde een belangrijke rol bij de kindertransporten en regelde de toelating van 1.500 kinderen tot Nederland.[2] Een dag voor de Nederlandse overgave op 14 mei 1940 lukte het haar nog om zesenzestig Joodse kinderen uit het Burgerweeshuis uit Amsterdam vanuit IJmuiden op het vracht/passagiersvaartuig SS Bodegraven naar Engeland te zetten. Dat was het laatste kindertransport.
De Joodse gemeenschap in Stockholm wist voor elkaar te krijgen dat de Zweedse regering visa afgaf voor vijfhonderd kinderen. Na de Duitse bezetting van Tsjecho-Slowakije vertrokken vanuit Praag verschillende transporten die via Polen het Verenigd Koninkrijk bereikten. Een kleinere groep vloog vanuit Praag naar Engeland. België nam ook duizend kinderen op, Frankrijk zeshonderd en Zwitserland ontving driehonderd jongeren.
Het op jonge leeftijd moeten vertrekken bij hun ouders deed veel met de kinderen. Velen liepen daardoor een trauma op. Zij groeiden op in een nieuw land waar ze de taal niet spraken en moesten met vreemden leven die alleen Engels spraken. Op school werden de kinderen door Britse kinderen vaak beschouwd als Duitsers, in plaats van - in de eerste plaats - als Joodse vluchtelingen. Na de oorlog kwam het overgrote deel van de kinderen er achter dat hun ouders vermoord waren door de nazi's. De Duitse regering betaalde in november 2018 een schadevergoeding van 2500 euro aan de nog levende deelnemers van de kindertransporten.
De Britse premier Winston Churchill gaf in juni 1940 de opdracht tot gevangenneming van alle mannelijke vluchtelingen tussen de 16 en 70 jaar uit een vijandelijk land. Dit had ook gevolgen voor veel van de deelnemers aan de kindertransporten die intussen binnen die leeftijdscategorie vielen. Ongeveer duizend deelnemers aan de kindertransporten werden opgenomen in gevangenenkampen, veel van hen op het Isle of Man. Ongeveer vierhonderd werden naar Canada en Australië overgebracht. Op het moment dat zij de leeftijd van achttien jaar bereikten kregen zij de mogelijkheid om dienst te nemen bij de Britse strijdkrachten, wat veel van hen deden.
Het grootste deel van de vluchtelingen uit een vijandelijk land had een Joodse achtergrond. Churchill moest zich in het parlement verantwoorden voor de gevangenneming toen het parlement daar lucht van kreeg.
Hieronder volgt een overzicht van deelnemers aan het Kindertransport met een eigen Wikipedia-artikel:
De beeldengroepen van Frank Meisler, gecreëerd uit persoonlijke ervaring, vertonen zowel overeenkomsten als verschillende ontwerpdetails en zijn ondertussen de Europese route van de kindertransporten geworden.[3] De gedenktekens laten op verschillende locaties twee groepen kinderen en jongeren zien die met hun rug naar elkaar staan wachten op een trein. Afgebeeld in verschillende kleuren, is de groep van de geredden in de minderheid, omdat de meerderheid van de Joodse kinderen (meer dan 1 miljoen) is omgekomen in de nazivernietigingskampen.