In de wereld van vandaag is Keizerlijk Decreet van 15 oktober 1810 een onderwerp geworden dat van groot belang is voor een breed publiek. Met de vooruitgang van de technologie en de mondialisering heeft Keizerlijk Decreet van 15 oktober 1810 een fundamentele rol in onze samenleving ingenomen, met een impact op verschillende aspecten van het dagelijks leven. Of het nu op persoonlijk, zakelijk, sociaal of politiek gebied is, Keizerlijk Decreet van 15 oktober 1810 heeft zijn invloed aangetoond en eindeloze meningen en discussies voortgebracht. In dit artikel zullen we het belang van Keizerlijk Decreet van 15 oktober 1810 verder onderzoeken en de implicaties ervan in verschillende contexten bespreken.
Décret impérial du 15 octobre 1810 | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Kopie in het Bulletin des lois (maart 1811)
| ||||
Citeertitel | Décret impérial du 15 octobre 1810 | |||
Titel | Décret impérial du 15 octobre 1810 relatif aux Manufactures et Ateliers qui répandent une odeur insalubre ou incommode[1] | |||
Toepassingsgebied | ![]() ![]() | |||
Rechtsgebied | milieurecht, arbeidsrecht | |||
Status | ingetrokken | |||
Goedkeuring en inwerkingtreding | ||||
Ondertekend op | 15 oktober 1810 | |||
Gepubliceerd in | Bulletin des lois | |||
In werking getreden op | ![]() 19 april 1811 (huidig Nederland)[2] | |||
Ingetrokken/ |
![]() ![]() | |||
Geschiedenis | ||||
Opgevolgd door | ![]() ![]() | |||
Lees online | ||||
Décret impérial du 15 octobre 1810 | ||||
|
Het Keizerlijk Decreet van 15 oktober 1810[3][4] (Frans: Décret impérial du 15 octobre 1810[1]) was een milieuwet die door Napoleon werd ingevoerd in het Eerste Franse Keizerrijk. De volledige naam luidde Keizerlijk Decreet van 15 oktober 1810 betreffende fabrieken en werkplaatsen die een ongezonde of hinderlijke geur verspreiden[3][5] (Frans: Décret impérial du 15 octobre 1810 relatif aux Manufactures et Ateliers qui répandent une odeur insalubre ou incommode[1][6]).
Het decreet vormt de basis van het huidige milieuhygiënerecht in Nederland, België en Frankrijk.[4] In Nederland ging het decreet vooraf aan de latere Hinderwetgeving (1875, 1896, 1952);[2][7] in België onder meer aan het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB, 1947), vanaf 2017 de Codex over het welzijn op het werk, en is als zodanig ook een belangrijke bron voor Belgisch arbeidsrecht.
Eind 18e eeuw kwam in Europa de chemische industrie op: er ontstonden fabrieken voor kleurstoffen (zoals lakmoes), ammoniakzout en zuren, die giftige stoffen en hinderlijke geuren uitstootten die overlast bezorgden in veel steden.[8][9] In de middeleeuwen (bijvoorbeeld de lederverwerking of de lakennijverheid in de Lage Landen[3]) en de vroegmoderne tijd (allerlei brandgevaarlijke bedrijven die gebruikmaakten van ovens en fornuizen zoals glasblazerijen, verffabrieken en vernis- en terpentijnmakerijen) werden dergelijke problemen meestal aangepakt door per stad per industrie lokale wetten te maken en zo nodig een fabriek of werkplaats naar bepaalde wijken, de rand van de stad of zelfs het platteland te verbannen.[8][10][3]
De uit de Franse Revolutie voortgekomen centralisatiepolitiek streefde naar een algemene, gelijkwaardige, vereenvoudigde, nationale behandeling van allerlei kwesties.[8][10][3] Veel regels uit het ancien régime werden afgeschaft, maar andere werden gehandhaafd en weer andere werden vervangen door nieuwe wetten, zodat jarenlang onduidelijk was welke regels nou waar en waarvoor golden.[7]
Aanleiding om een nieuwe uniforme wet te maken die iedere vorm van industrieel gevaar en hinder voor de volksgezondheid reguleerde was het grote aantal klachten en rechtszaken omtrent talloze zwavelzuur- en sodafabrieken, Berlijnsblauwfabrieken en salmiakstokerijen die in recent in Frankrijk waren opgericht.[7] Op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken Jean-Antoine Chaptal en Louis-Bernard Guyton de Morveau (beide scheikundigen) werd in 1804 de afdeling natuurkunde en wiskunde van het Institut de France gevraagd om chemische nomenclatuur en daarbij wet- en regelgeving te ontwikkelen voor het opereren van deze nieuwe industrieën zonder daarbij de volksgezondheid ernstig te schaden.[8]
De scheikundigen produceerden twee rapporten in 1804 respectievelijk 1809, waarin ze strikt wetenschappelijk onderscheid probeerden te maken tussen drie klassen van hinderlijke inrichtingen: "gevaarlijk" (dangereux; brand- of explosiegevaar), "ongezond" (insalubre; "miasmatische" dampen afkomstig van organisch materiaal) en "hinderlijk" (incommodé; geurhinder).[11] Hoewel tot dan toe de bevolking en de overheid op basis van gezond verstand altijd stank en gevaar aan elkaar verbonden, wezen de rapporten met wetenschappelijk bewijs erop dat reukloze stoffen ook levensgevaarlijk kunnen zijn, terwijl stinkende lucht niet per se ongezond was; dat hing af van welke gassen er precies werden geproduceerd door de industrie.[4][7] De definitie van "ongezond" sloot echter anorganische dampen uit en de definitie van "hinder" negeerde geluidshinder en rookhinder; alleen geurhinder werd erkend als een probleem.[11]
Artikel 1 bepaalde 'Vanaf de publicatie van voorliggend decreet, mogen de fabrieken en werkplaatsen die een ongezonde of hinderlijke geur verspreiden, niet worden gevormd zonder een vergunning van de bestuurlijke autoriteit'.[a] Op basis van de driedeling gemaakt in het Institut-rapport van 1809 werden drie bedrijfstypes ("inrichtingen") onderscheiden:
Het decreet trad in 1810 al meteen in werking in het huidige Frankrijk, België, Luxemburg en het Rijnland. Het Koninkrijk Holland was net op 9 juli 1810 door het Franse Keizerrijk geannexeerd; per decreet van 19 april 1811 bepaalde Napoleon dat het decreet betreffende fabrieken en werkplaatsen ook van toepassing was op dat grondgebied (ruwweg het huidige Nederland).[2][7] Ook na de val van Napoleon in 1815 bleef het decreet in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden nog in werking tot 1824, toen het werd vervangen door het Besluit rakende de vergunningen ter oprigting van sommige fabrijken en trafijken van 31 januari 1824.[2][14]