In dit artikel gaan we Kasteel Karlstein en alle aspecten die verband houden met dit onderwerp grondig onderzoeken. Van zijn oorsprong tot zijn impact op de huidige samenleving, door zijn evolutie in de tijd. We analyseren verschillende perspectieven en meningen van experts over dit onderwerp, evenals studies en onderzoeken die licht werpen op dit onderwerp. Het maakt niet uit of u een expert op dit gebied bent of er gewoon meer over wilt weten: dit artikel biedt u gedetailleerde en actuele informatie over Kasteel Karlstein. Dus bereid je voor om jezelf onder te dompelen in een reis vol ontdekkingen en intellectualiteit.
Hrad Karlštejn | ||
---|---|---|
![]() | ||
Kasteel Karlstein (2009)
| ||
Locatie | Karlštejn, ![]() | |
Coördinaten | 49° 56′ NB, 14° 11′ OL | |
Algemeen | ||
Kasteeltype | Hoogteburcht | |
Stijl | gotisch | |
Architect | Matthieu d'Arras? | |
Gebouwd in | 1348-1365 | |
Website | https://www.hrad-karlstejn.cz/ | |
Kaart | ||
Kasteel Karlstein (Tsjechisch: hrad Karlštejn) is een veertiende-eeuws gotisch kasteel in Karlštejn in Tsjechië, zo'n 35 kilometer ten zuidwesten van Praag. Het kasteel is gelegen op een driehonderd meter hoge karstheuvel, de Kněží Hora (Nederlands: Priesterberg).[1] Karlstein is vernoemd naar de stichter van het kasteel, keizer Karel IV.[2]
Karlstein kwam grotendeels tot stand in de periode 1348-1365 in opdracht van keizer Karel IV. In een van de kapellen bewaakte de burcht in deze periode verschillende belangrijke relikwieën en kroonjuwelen. Karlstein doorstond in 1422 een beleg van de Hussieten en in de zestiende eeuw werd het deels herbouwd in renaissancestijl. In de negentiende eeuw vonden diverse restauraties plaats die het kasteel terug naar de gotiek brachten, al kon de restauratie die tussen 1887-1897 was uitgevoerd wel rekenen op de nodige kritiek. Het huidige uiterlijk van Karlstein dateert uit deze periode. Sinds 1964 is Karlstein een nationaal cultuurmonument.[3] Dit kasteel is een van de meest bezochte monumenten van Tsjechië. In 2024 bezochten bijna 147.000 mensen Karlstein.[4]
Karlstein bestaat uit vier verschillende kwartieren met een hof voor de burggraaf, het keizerlijk paleis, de Mariatoren en de Grote Toren die bijna 37 meter hoog is. De kunstcollectie van de Mariakapel behoort tot een van de hoogtepunten van de middeleeuwse kunst.
Het kasteel ligt in de regio van de Boheemse Karst en deze heuvelachtige regio leidde tot de constructie van vele middeleeuwse kastelen.[1] De rivier de Berounka, die vlakbij het kasteel loopt, heeft een kloof door het landschap geschapen.[5] Vlakbij het kasteel ligt het gelijknamige dorp Karlštejn, dat oorspronkelijk Budňany heette. Het dorp ontstond als de plek waar de ambachtslieden woonden die het kasteel aan het bouwen waren.[6]
De exacte vroege geschiedenis van het oorspronkelijke kasteel Karlstein voor de herbouw van Karel IV is onbekend, maar maakte het deel uit van de koninklijke bossen waar het kasteel in gelegen was. Waarschijnlijk was het een buitenplaats van het Huis Luxemburg.[7]
Wie de architect van het kasteel is weten historici niet zeker, onder andere de naam van Fransman Matthieu d'Arras wordt genoemd.[8][9] Waarschijnlijk speelde Karel IV een belangrijke rol in het ontwerp.[10] Het ontwerp van Karlstein was gericht op het persoonlijke gebruik van Karel IV in plaats van dat het een militaire fortificatie werd. In 1348 legde de aartsbisschop van Praag de eerste steen van het kasteel.[8] De kleine of Mariatoren kwam in 1361/62 gereed en de Grote Toren drie jaar later.[11] In deze periode begonnen de bouwers ook aan de bouw van de arcadevleugel aan de westkant. Tot ver in de veertiende eeuw zou er aan Karlstein gebouwd blijven worden.[12] Het kasteel maakte onderdeel uit van een uitgebreid programma van Karel IV om de landen van de Boheemse kroon te verheffen tot een cultureel en politiek centrum in Centraal-Europa.[13]
Het is onzeker of Karel IV van begin af aan van plan was om de kroonjuwelen en relikwieën te huisvesten in Karlstein. Sommige historici beargumenteren dat de koning aanvankelijk de juwelen een plek wilde geven in de Maria Hemelvaart en Karel de Grotekerk in Praag. Waarschijnlijk voorzag Karel IV wel een duidelijke politieke rol voor Karlstein vanaf het begin, bijvoorbeeld door het geven van grote staatsgebeurtenissen in het kasteel. Pas nadat de koning de Passierelikwieën in 1356 verkreeg begon hij na te denken over een andere rol voor het kasteel. Een jaar later konden gelovigen de relieken vereren in Karlstein.[14]
Karel IV zag zichzelf als een aardse priester geheiligd door de genade van God als heerser van het Heilige Roomse Rijk. Zo waren de keizerlijke regalia, nu gezegend met christelijke relikwieën, symbolen van Karels goddelijke roeping en verdienden ze een onbetaalbaar thuis van oogverblindende schoonheid. Het kasteel werd onderhouden door priesters en monniken en was geen fort, maar een beschermd keizerlijk heiligdom dat een sacrale-politieke intentie weerspiegelde.[15] De Boheemse kroniekschrijver Beneš Krabice was in 1365 getuige van de consecratie van de Heilige Kruiskapel en schreef over het kasteel:[16]
Er is geen kasteel of kapel waar ook ter wereld die zo'n kostbaar werk kan evenaren, en terecht, want binnen de muren bewaarde hij de keizerlijke insignes en schatten van het hele koninkrijk...
Na de uitbraak van de Hussietenoorlogen liet Sigismund van Luxemburg, zoon van Karel IV, de kroonjuwelen naar Praag overbrengen voor zijn kroning. Vervolgens kwamen de keizerlijke kroonjuwelen via Hongarije in Neurenberg terecht en zouden ze nooit meer naar Karlstein terugkeren. Na het beleg van Žatec in 1421 besloten de Hussieten om Karlstein te belegeren. Behalve de rijkdommen die er lagen was het kasteel ook een belangrijke strategische plek voor de katholieke factie. Op 20 mei 1422 startte het Hussietische leger onder leiding van Sigismund Korybut het beleg. Pogingen om zowel het kasteel te bombarderen als te bestormen slaagden niet. De belegeraars zouden vervolgens ook hebben getracht om het kasteel tot overgave te dwingen door lijken en vaten vol met mest het kasteel in te slingeren met hun trebuchets. Op 8 november 1422 bereikten het moegestreden garnizoen met de eveneens moegestreden belegeraars een wapenstilstand voor een jaar. De Hussieten zouden niet nogmaals een poging doen om Karlstein te veroveren.[17]
In de vijftiende eeuw onderging Karkstein enkele veranderingen. Zo breidde men het verblijf van de burggraaf uit, werden diverse houten scheidingswanden verwijderd en werd een muur verwijderd in de Mariakapel.[18]
Keizer Rudolf II gaf in 1570 de opdracht tot het uitvoeren van reparaties om te voorkomen dat het kasteel zou vervallen.[13] De architect Udalrico Avostalis verbouwde tussen 1579 en 1597 het kasteel in renaissancestijl. Hij voorzag de muren van sgraffito, gaf het kasteel een renaissancegevel en daarnaast verbouwde hij het Burggravenhof.[19] Vanaf het begin van de zeventiende eeuw begon het verval van Karlstein. In 1619 werden de Boheemse kroonjuwelen overgebracht naar Praag.[13]
Koning Frederik I van Bohemen legerde een garnizoen Engelse soldaten in het kasteel. Na de Slag op de Witte Berg startte Karel I van Liechtenstein het beleg van Karlstein in 1620, maar het garnizoen gaf zonder gevecht te leveren zich over. Keizer Ferdinand II schafte de functie van burggraaf per 16 mei 1625 af en hij liet de nodige relikwieën en de Boheemse kroonjuwelen overbrengen naar de Wensceslauskapel in de Praagse burcht. De keizer verpandde Karlstein een jaar later aan Johan Kawka van Řičan. Vanwege de aanhoudende oorlog bracht deze de laatste relikwieën naar Praag over. Tijdens de Slag om Praag in 1648 veroverden de Zweden het kasteel en zij plunderden wat er nog restte in Karlstein.[20]
Na de oorlog werd het kasteel verwaarloosd en bewoonden slechts enkele ambtenaren het kasteel. Daarnaast woonde ook de deken van het kapittel in de burcht. De laatste deken die in het kasteel woonde was Franz Ferdinand von Eisenberg (1672-1704). De erven van Řičan verkochten de burcht in 1702 aan Norbert Graf Libsteinský von Kolowrat. In 1755 schonk keizerin Maria Theresia van Oostenrijk de grond en de opbrengsten van Karlstein aan het nonnenklooster dat ze in de Praagse burcht had gesticht. In deze periode ontstond ook opnieuw waardering voor Karlstein.[21]
Eind achttiende eeuw ontstond er herwaardering voor de kunstschatten van Karlstein, maar dit leidde nog niet tot plannen voor restauratie van het kasteel. Graaf Franz Anton von Kolowrat-Liebsteinsky regelde dat Keizer Frans II in 1812 Karlstein bezocht samen met zijn dochter Marie Louise. Ten gevolge van dit bezoek kwam de opdracht het kasteel te restaureren. In de jaren 1815-1818 werden de eerste noodzakelijke reparaties uitgevoerd. De kroning van keizer Ferdinand I van Oostenrijk leidde in 1837-1838 tot een duurdere en omvangrijkere restauratie.[22] De Grote Toren herkreeg diens oorspronkelijke gotische uiterlijk tijdens een restauratie die plaatsvond tussen 1837 en 1840. Vanwege het vijfhonderdjarig bestaan van het kasteel werd er in 1848 een nationale pelgrimage georganiseerd.[13]
In 1858 waarschuwde de Keizerlijke en Koninklijke Centrale Commissie voor Onderzoek en Conservering van Monumenten voor de slechte status van Karlstein, maar zonder resultaat. In 1864 liet de Boheemse regering een rapport opstellen over het belang van het kasteel. De Weense architect Friedrich von Schmidt was een van de schrijvers en hij stelde in zijn rapport dat de vorm van het dak het grootste belang van het kasteel was. Het was dan ook voor hem van belang dat het dak van de Grote Toren werd opgehoogd en dat andere torens naar hun oorspronkelijke hoogte moesten worden teruggebracht. Hij stelde een reconstructie voor zoals eerder was uitgevoerd aan de Wartburg. Pas in 1887 waren de fondsen bijeengebracht voor een renovatie.[23]
Schmidt wijzigde het dak van de Grote Toren zonder enige bevindingen daarvoor. Zijn renovaties van de houten scheidingswanden en van een reeks erkers in het keizerlijk paleis waren echter wel gebaseerd op ontdekkingen die in 1888 waren gedaan. In de periode 1887-1991 werden verdiepingen van het kanunnikenhuis en het keizerlijk paleis verwijderd. Ook de zuidelijke muur van het keizerlijk paleis onderging veranderingen door het vervangen en repareren van de ramen. In de Mariakapel herstelden ze de scheidingsmuur die de sacristie had gescheiden van de Mariakapel. Josef Mocker, die de restauratie overnam van Schmidt na diens dood, voegde ramen en een boog toe aan de westelijke muur van het keizerlijk paleis. Ook werden in 1894 wijzingen aangebracht aan de eerste en tweede kasteelpoort.[24]
De puristische aanpak van Mocker voor de restauratie kon rekenen op scherpe aanvallen van buitenaf.[25] De (kunst)historici Max Dvořák en August Sedláček bekritiseerden de reconstructie van Schmidt en Mocker. Zo schreef Dvořák: "De vermeende reconstructie van de oorspronkelijke staat deed afbreuk aan het authentieke karakter en ten koste van de historische en artistieke waarde werd het monument getransformeerd tot een valse antiquarische parodie."[26] Tegenwoordig word deze restauratie gezien als een vroeg voorbeeld van monumentenzorg.[13]
Het kasteel onderging een nieuwe restauratie vanaf halverwege de jaren 1980. Hierbij werden de daken en de gevels van de Grote Toren hersteld. Het herstel en vernieuwing van de overige daken van het kasteel hield aan tot begin jaren 1990. Tussen 1997 en 2001 volgde een renovatie van de houten plafondconstructies van het Keizerlijk Paleis en beide torens. Het Tsjechische Rijksinstituut voor Oudheden ontving in 2006 de Europa Nostra-prijs van de Europese Unie voor de restauratie van de schilderingen van Meester Theodoric. In 2023 gingen de gotische kelders open voor publiek samen met een nieuwe bezoekerscentrum. Dit gehele project kostte 164 miljoen kronen.[27]
De regio Midden-Bohemen droeg in november 2024 het kasteel Karlstein samen met het kasteel Kačina voor om op termijn geplaats te worden op de Werelderfgoedlijst. De Regionale Raad keurde het verzoek goed waardoor het kasteel nu op de Indicatieve Lijst staat van de Tsjechische overheid.[28] Sinds 2002 staat het kasteel al op de Tentative List van UNESCO.[13]
Een toren en bastion beschermen de ringmuur van het kasteel. Binnen in het complex bevindt zich een hiërarchische structuur die bedoeld is om de keizerlijke insignes en de religieuze relikwieën van Karel IV te beschermen.[8] Vanaf de poort waren dit de kwartieren van de burggraaf, het keizerlijk paleis, de Mariatoren en de Grote Toren. De lay-out van het kasteel toont overeenkomsten, door het kasteel in verschillende blokken op te delen, met de koninklijke kastelen van de latere Přemysliden. Ook de Rijksburcht Trifels, waar voorheen de keizerlijke regalia werden bewaard, kan als model zijn gebruikt voor het ontwerp van Karlstein. In dit kasteel huisden de regalia ook in een vierkanten toren die twee vierpuntige kluizen kende.[29] De Mariatoren staat op het middelste niveau en de vijf verdiepingen tellende Grote Toren met de Heilige Kruiskapel met zijn relikwieën van het Ware Kruis, de Heilige Lans en de Doornenkroon domineert het hele kasteel en dorp.[8]
Aan het westelijkste punt van het kasteel is de Waterputtoren te vinden.[30] Bij het graven van de waterput tijdens de bouw van het kasteel troffen de mijnwerkers uit Kutná Hora geen waterbron aan. Daarom kwam er het besluit dat er een tunnel loodrecht op de as gegraven zou worden die zou uitlopen in een nabijgelegen beek. Zo werd de put gevoed met water uit de beek. Omdat de tunnel uitkwam bij de beek was het bestaan hiervan geheim en zou Karel IV de mijnwerkers wellicht hebben later executeren. De put is ongeveer 80 meter diep.[31]
De kern van het gebouw van de burggraven van Karlstein is laatgotisch en dateert uit de zestiende eeuw, terwijl het westelijk deel van het gebouw neogotische nieuwbouw is uit de negentiende eeuw en is ontworpen door Josef Mocker. Het oorspronkelijke gebouw uit de tijd van Karel IV is in 1894 bijna geheel gesloopt.[32] Bij de renovatie van 2018-2023 kwam er een bezoekerscentrum in het oostelijk deel van het Burggravenhof. Hierbij kwamen ook tentoonstellingsruimtes in de kelder van het hof.[33][34]
Op de begane grond van het keizerlijk paleis bevonden zich vroeger de stallen en daarboven lagen de kamers van het gevolgd van de keizer. Hier maakte ook de tweeschepige ridderzaal met een cassetteplafond deel vanuit. Op de bovenste etage lagen de privévertrekken van Karel IV. De ontvangstzaal heeft nog originele zitbanken in de vensternissen.[35]
Op de muren van het keizerlijk paleis kwamen in de periode 1356-1357 fresco's tot stand van portretten van de Luxemburgse en Brabantse voorouders van Karel IV. Deze lijn was doorgetrokken naar mythische voorouders als Noach, de Trojanen en Karel de Grote.[7] Een belangrijke bron voor de totstandkoming van de Luxemburggenealogie was de Korte rijmkronijk van Braband van Jan van Boendale. Deze schilderingen zijn begin zestiende eeuw verdwenen en zijn nu alleen nog te zien in laat zestiende-eeuwse kopieën.[36] Een onbekende Franco-Vlaamse Meester maakte deze fresco's.[7]
In de drie verdiepingen hoge Mariatoren bevindt zich de kapel van de Maagd Maria, hieraan dankt de toren ook zijn naam. In deze kapel bevinden zich fresco's uit het boek van de Openbaringen en van Karel IV die de relikwieën ontvangt van de koning van Hongarije. In deze toren bevindt zich ook de Catharinakapel waarin Karel IV zich dagenlang in kon opsluiten. Deze kapel is voorzien van fresco's in Sienese stijl en zijn omstreeks 1360 aangebracht.[37] De schilderingen van de Kruisiging boven het altaar van deze kapel worden toegeschreven aan de uit Straatsburg afkomstige Nicolaas Wurmser, die tussen 1357 en 1360 werkte in Karlstein. Hij vervaardigde ook fresco's in de Mariakapel, zoals het vroegst bekende portret van Karel IV met zijn vrouw Anna van Schweidnitz.[38]
Een houten brug verbindt de Mariatoren met de Grote Toren. Deze toren is bijna 37 meter hoog en de muren zijn ruim zes meter dik.[noot 1] Boven de Keizerszaal is de Heilige Kruiskapel te vinden. De oorspronkelijke ingang van de kapel vanaf het noorden vervingen de bouwers door een trap in de nieuw toegevoegde toren vanaf het zuiden. Nadat het metselwerk was opgedroogd kregen ook de muren langs de trap decoratie. Afbeeldingen uit het leven van Wenceslaus de Heilige kregen op de buitenmuur van de trap een plek en leiden van beneden naar boven. Afbeeldingen uit de legende van de heilige Ludmilla van Bohemen kwamen op de binnenmuur van de trap terecht en leiden van boven naar beneden.[39] Deze lay-out van tegengestelde richtingen kan geïnspireerd zijn op de Jakobsladder.[40]
Een verguld traliewerk scheidt in de Heilige Kruiskapel twee gewelfde ruimtes in een schip en een koor. De kapel is bekleed met 2450 edelstenen en 129 paneelschilderingen uit de periode 1360-1364 en wordt bekroond door een verguld stucwerkgewelf, verfraaid met Venetiaanse glazen sterren om een "hemels Jeruzalem" te creëren. Achter de Kruisiging bevinden zich twee nissen waar de kroonjuwelen en relieken werden bewaard.[37] Meester Theodoric bedacht vermoedelijk het concept van de kapel omstreeks 1360. Met zijn werkplaats bereidde hij de houten panelen voor en voerde de onderlagen uit. De uitvoering in verf van ongeveer dertig, de belangrijkste, portretten reserveerde hij voor zichzelf, waaronder de centrale Kruisiging, de evangelisten, de meeste apostelen, beschermheiligen van Bohemen en Karel de Grote. Waarschijnlijk waren drie Praagse schilders verantwoordelijk voor het schilderen van de overige portretten. Ze voltooiden de schilderingen in het najaar van 1364, op tijd voor de consecratie van de kapel op 13 februari 1365.[40]
De kapel behoort tot een traditie van buitengewoon gedecoreerde reliekenkapellen, zoals het Sancta Sanctorum in Rome en de Sainte-Chapelle in Parijs. De Heilige Kruiskapel stelde het Duitse Rijk gelijk met die van de triomfantelijke kerk, het Koninkrijk van God dat alleen voor heiligen was gereserveerd. De kapel diende dus als een monument voor het Huis Luxemburg, dat zijn macht binnen het rijk legitimeerde en de verheerlijking van Karel IV als wijze en vrome vorst.[41] De kunstcollectie van de kapel behoort dan ook tot een van de hoogtepunten van middeleeuws kunstenaarschap.[13]
In 1974 verscheen de Tsjechische filmmusical Noc na Karlštejně en de film was ook opgenomen in en rondom het kasteel.[42]