Tegenwoordig is Jacht (activiteit) een onderwerp dat grote belangstelling en debat genereert in verschillende delen van de samenleving. Jarenlang heeft dit onderwerp een grote relevantie verworven, waardoor de interesse is gewekt van experts, academici, professionals en het grote publiek. Het belang van Jacht (activiteit) ligt in de impact ervan op verschillende aspecten van het dagelijks leven, evenals in de invloed ervan op de besluitvorming op politiek, sociaal en economisch niveau. Daarom is het essentieel om de aspecten rond Jacht (activiteit), de implicaties ervan en de korte- en langetermijneffecten ervan diepgaand te begrijpen. Daarom zullen we in dit artikel uitgebreid en objectief ingaan op de verschillende aspecten die verband houden met Jacht (activiteit), met als doel een duidelijke en volledige visie te geven op dit onderwerp dat vandaag de dag zo relevant is.
Jacht is het opsporen, bemachtigen en doden van wilde dieren, of pogingen daartoe, om deze dieren te benutten of te bestrijden.[1][2][3].
Vlees van bejaagde dieren wordt vaak als voedsel gebruikt, en andere delen van het dier voor doeleinden als kleding, gereedschap of muziekinstrumenten. Voor mensen gevaarlijke dieren worden wel bejaagd uit veiligheidsoverwegingen, zoals beren en leeuwen. Sommige jagers menen daarmee hun moed en behendigheid te tonen.
Daarnaast vindt jacht plaats in verband met bijvoorbeeld verkeersveiligheid of schade aan gewassen of infrastructuur. Ook vindt jacht plaats in het kader van natuurbeheer, om te grote populaties te voorkomen van bepaalde dieren die anders schade aan belangrijk geachte flora of fauna aanbrengen. Dit soort jacht wordt wel aangeduid met faunabeheer, wildbeheer of beheersjacht.
Net als in andere Europese landen, bijvoorbeeld Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Noorwegen, is de jacht in Nederland in beginsel een eigendomsrecht van de grondeigenaar.[3][4][5] Die kan het jachtrecht verhuren of zelf uitoefenen.[3] Iedereen kan in principe een jachtgebied huren of jagen als genodigde van een jachtgerechtigde.[3] Nederland telt ongeveer 27.000 jachtaktehouders en heeft met 1,6 jagers per 1000 inwoners een van de laagste jager/inwonersratio's in Europa.[6][7] De voorwaarden en regels in de Nederlandse jachtwetgeving worden in vergelijking met die in andere landen als bureaucratisch en restrictief beschouwd.[8][9]
Jagen is met verzamelen de oudste manier om aan voedsel te komen. Hoewel er discussie kan zijn of oude hominiden als Homo erectus en Homo habilis nu jagers of aaseters waren, is bij alle natuurvolken jacht in een of andere vorm een bron van bestaan. Opgravingen uit de steentijd laten dit ook zien. Naast plantenresten worden ook resten van vis, watervogels en zoogdieren aangetroffen in de oude steentijd. De gevolgen van de jacht door mensen op populaties wilde dieren is voor de meeste soorten beperkt geweest door de geringe bevolkingsomvang in die tijd. Voor grote zoogdieren zijn er wetenschappers die het uitsterven van de mammoet in verband brengen met de activiteit van de mens in de ijstijden. Anderen zien de klimatologische veranderingen als de belangrijkste oorzaak van het verdwijnen hiervan. In het neolithicum nam in vele culturen het belang van de jacht door de introductie van de landbouw af. Voor de jacht gebruikte men bewerkte vuursteen als pijlpunt en speerpunt. In de bronstijd werden de jachtwapens van brons en in de ijzertijd van ijzer. Doorgaans is men de mening toegedaan dat jacht van oudsher voornamelijk een mannenactiviteit is geweest.
Vaak werden diersoorten uit andere streken (exoten) uitgezet voor de jacht. Zo wordt tegenwoordig aangenomen dat de Romeinen het konijn en de fazant hebben geïntroduceerd in West-Europa. Het edelhert werd voor de jacht in Nieuw-Zeeland geïntroduceerd, wat een ecologische ramp is gebleken.
In de middeleeuwen werd er door vele groepen van de samenleving gejaagd. De adel genoot privileges op dit terrein. Zo had men het alleenrecht op de jacht op alle gronden die eigendom waren van edellieden. Wanneer anderen gingen jagen in deze terreinen, werden ze bestraft wegens stroperij. De uitvinding in de middeleeuwen van het vuurwapen, waarvan de handzame varianten worden toegepast in de jacht, heeft de effectiviteit van de jacht zeer vergroot. Tijdens de Franse Revolutie werden alle aristocratische privileges afgeschaft. Iedereen had nu het recht om te jagen. Overbejaging was het gevolg.
In de loop van de 20e eeuw werd jacht steeds bekritiseerd, vooral door natuurbeschermers en dierenactivisten. Als gevolg hiervan werd bijvoorbeeld de commerciële jacht op veel walvissoorten verboden, maar ook de jacht op andere zoogdieren en op veel vogelsoorten werd in veel landen gereguleerd. Deze regulering was bedoeld om het uitsterven van diersoorten te voorkomen, anderzijds omwille van het dierenleed dat door jacht veroorzaakt wordt. Ook in Nederland en België is de jacht geregeld door middel van nationale en regionale of provinciale regelgeving. Er zijn wel enkele verschillen tussen de Belgische en de Nederlandse regelgeving.
Opmerking: Onderstaande tekst over de situatie in Nederland is deels verouderd, de wet- en regelgeving is gewijzigd. Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (WnB) van kracht. Deze wet vervangt de Flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet 1998.[10][11][12]
Met betrekking tot de jacht in Nederland kunnen drie aspecten worden onderscheiden: jacht op "bejaagbare" diersoorten, beheerjacht en schadebestrijdingsjacht.
Beheerjacht wordt soms abuis 'beheersjacht' genoemd, dat verwijst naar beheersen. Het gaat om het beheren.
Wanneer men spreekt over jacht heeft men het meestal over de jacht op vijf diersoorten, namelijk haas, konijn, fazant, houtduif en wilde eend. Deze jacht is gericht op het beheer van deze diersoorten op basis van het principe wise use en is slechts gedurende een bepaalde tijd opengesteld. Eigenlijk bestaat de lijst bejaagbare dieren uit zes diersoorten, maar de jacht wordt niet "opengesteld" voor de patrijs.
Bij de jacht op damwild (damhert), edelhert, moeflon, reewild en wild zwijn spreekt men van beheerjacht, bij de overige soorten over schadebestrijding. Beheerjacht en schadebestrijding vinden in Nederland uitsluitend plaats op basis van faunabeheerplannen, die door faunabeheereenheden worden opgesteld voor het beheer van soorten en het voorkomen en bestrijden van schade aan de belangen zoals vermeld in de Flora- en faunawet. Jacht op basis van het faunabeheerplan geschiedt indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat en indien geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Schadebestrijding wordt noodzakelijk geacht in geval van
a. belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of
b. schade aan de (wilde) fauna.
Beheerjacht en schadebestrijding worden uitgevoerd en gecoördineerd door de 330 wildbeheereenheden en hun leden in Nederland op basis van ontheffingen (art 68 FF-wet) en van aanwijzingen van diersoorten (art 67 FF-wet) of van vrijgestelde diersoorten (art 65 FF-wet), die verleend worden door de provincies op basis van de goedgekeurde faunabeheerplannen van de faunabeheereenheden of op grond van het eigen provinciale faunabeleid. Ook de minister kan diersoorten vrijstellen, als deze in het gehele land veel schade veroorzaken; de provincies kunnen dat doen op provinciaal niveau.
De vrije jacht is in Nederland verboden.[13] Alleen door iemand in bezit van een jachtakte mogen bepaalde wilde dieren worden gedood. Als zonder deze vergunning gejaagd wordt is er sprake van wildstroperij.[14] Dit is strafbaar, ook als de stroper legaal in bezit zijnde wapens gebruikt.[15][16]
Een jachtakte wordt aangevraagd bij de politie en moet jaarlijks worden verlengd. De politie geeft een jachtakte af onder de volgende voorwaarden:[17][18]
Het diploma van het jachtexamen is te halen na de jachtcursus. De theorielessen en examens worden afgenomen door de Stichting Jachtopleidingen Nederland. De praktijklessen kunnen worden gevolgd op een erkende schietbaan naar keuze.
April 2017 bracht de politieke partij SGP in dat met de nieuwe Natuurbeschermingswet het jaarlijks verlengen van de jachtakte (en wapenverlof, sportshutters) minder vaak hoeft te worden gedaan.
Het idee is om deze akte eens in de 3 à 5 jaar te verlengen. Het jaarlijkse terugkeren ervan, dezelfde formulieren invullen en laten afstempelen en een bedrag betalen, wordt als onnodige bureaucratie gezien.
Op 18 april 2017 nam de kamer de motie van de SGP aan.[19]
Tot het kleinwild behoren volgens het Jachtbesluit onder meer: haas, konijn, fazant, houtduif en patrijs. Onder waterwild wordt onder andere de wilde eend verstaan.[20] Voor al deze dieren geldt een jachtseizoen. De jacht op de patrijs is gesloten, omdat de patrijs ook is opgenomen op de rode lijst.[21]
De Nederlandse wildlijst heeft geen soorten opgenomen onder grof wild. Grof wild wordt dus niet bejaagd. Onder grof wild worden verstaan edelherten, reeën, damherten, moeflons en wilde zwijnen. Alleen op vergunning mogen deze soorten worden bejaagd. Een vergunning wordt afgegeven door Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde staten kunnen besluiten tot het afgeven van een vergunning indien de wildstand te groot wordt. Vooral voor reewild, edelherten en wilde zwijnen worden vergunningen afgegeven. De stand van het damhert en moeflon is gezond. Sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet op 1 april 2002 is de drijfjacht op wilde zwijnen afgeschaft, waarmee het oude zwartwildbrevet is komen te vervallen.
Een vergunning wordt afgegeven volgens een plan dat door vertegenwoordigers van de agrariërs, de natuurbescherming en de jagers is opgesteld en door gedeputeerde staten is goedgekeurd. Het optreden van jagers wordt ook gevraagd bij (dreigende) landbouwschade.
Alleen bij soorten die opgenomen zijn in de wildlijst in het Jachtbesluit spreekt men over jagen.[13] Daarnaast kent Nederland een landelijke en provinciale vrijstellingslijst, opgenomen in het Besluit beheer en schadebestrijding. Deze soorten mogen, in het kader van schadebestrijding, gedurende het hele jaar worden bestreden. Op de landelijke vrijstellingslijst staan de soorten vos, konijn, houtduif, Canadese gans, kauw en zwarte kraai.[22] De provincies zijn verder bevoegd om tijdelijk ontheffingen te verlenen voor soorten die schade veroorzaken, maar niet op deze lijst voorkomen.
In Nederland is de jacht op de zeehond sinds 1962 verboden. Het verbod werd ingesteld toen het dier in de Waddenzee en de toen nog niet afgesloten zeearmen in Zeeland bijna was uitgeroeid.
Vroeger werden in Nederland drijfjachten gehouden op onder meer wilde zwijnen. Sinds de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet op 1 april 2002 is het op grond van artikel 74 lid 1 sub b van die wet verboden om edelherten, damherten, reeën en zwijnen te drijven. Drijfjachten op klein- en overig wild, zoals hazen, fazanten en konijnen, zijn wel toegestaan. Een drijfjacht resulteert in hogere afschotcijfers dan de individuele jachten. Van het verbod op de drijfjacht op grofwild kan geen ontheffing worden verleend, maar op grond van artikel 74 lid 2 van de Flora- en faunawet kan voor wilde zwijnen in bijzondere omstandigheden wel de drukjacht worden toegestaan waarbij slechts één drijver en één jager actief zijn. Argumenten voor het verbod op de drijfjachten op grofwild zijn dat het wild de jagers snel passeert (het wordt opgedreven) en het daardoor veel moeilijker is om een goed schot te plaatsen dan wanneer het wild stilstaat en vanaf de hoogzit wordt geschoten (de kans op ziek schieten neemt toe bij een drijfjacht). Bovendien is er bij een drijfjacht geen tijd om het wild goed aan te spreken en een zorgvuldige selectie te maken van de dieren die moeten worden afgeschoten. Ten slotte is door een verhoogd adrenalinegehalte het wildbraad minder smakelijk.
De jacht in Nederland is niet onomstreden. Hiervan getuigt bijvoorbeeld het partijprogramma van de Partij voor de Dieren. Deze partij heeft in haar partijmanifest opgenomen dat jacht- en vismethoden die 'extreem, langdurig of onnodig lijden veroorzaken', dienen te worden verboden. De dierenbescherming richt zich tegen wat ze noemt de plezierjacht, waarbij schadebeperking of beheer als motief of doel geen of een ondergeschikte rol speelt. De Nederlandse Stichting 'Faunabescherming' voert sinds 1976 actie tegen de jacht. Argumenten van tegenstanders zijn onder meer dat de jacht een wrede en niet-effectieve manier van faunabeheer is, dat het verstorend is voor de fauna en dat door amateurisme van jagers veel misstanden tijdens de jacht voorkomen.
In Nederland zijn dode roofdieren aangetroffen die vergiftigd zijn. Roofdieren zoals vossen, dassen, haviken en buizerds zijn de natuurlijk concurrenten van menselijke jagers. De Koninklijke Nederlandse Jagersvereniging (KNJV) en de Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer (NOJG) distantiëren zich van dergelijke vergiftigingsacties en royeren leden die roofdieren vergiftigen. In 2011 werden in Drenthe 52 vergiftigde roofdieren gevonden.[23][24][25][26]
De regelgeving rond de jacht is een gewestelijke bevoegdheid. In het Vlaams Gewest geldt het jachtdecreet.
Jagen is enkel toegelaten wanneer men over een jachtverlof beschikt, jaarlijks aan te vragen. Om dat te verkrijgen moet men:
Wie op andermans grond jaagt, moet de uitdrukkelijke toestemming hebben van de eigenaar én jaarlijks een jachtplan indienen bij de arrondissementscommissaris. Dat jachtplan geeft duidelijk aan voor welke percelen geen toestemming is verkregen. Van de toestemming moet een schriftelijk bewijs worden geleverd.[27] De jachtplannen zijn openbaar, zodat eigenaars kunnen nagaan of hun perceel is opgenomen en de schrapping kunnen aanvragen als dat onterecht zou zijn (69% van het Vlaamse grondgebied was in 2019 ingekleurd als jachtterrein).[28] Jacht met het geweer is verboden op elk jachtterrein waarvan de aaneengesloten oppervlakte minder dan veertig hectaren bedraagt (drie hectaren voor waterwild).
Jachtheren kunnen hun jachtterrein laten bewaken door bijzondere veldwachters. Deze laatste beschikken over een wettelijk statuut op basis van het veldwetboek.
In Vlaanderen zijn er wildbeheereenheden actief die zorg dragen voor de wildstand.
Een jachthond helpt de jager bij de jacht. Jachthonden kunnen dienen om wild op te sporen, wild zelf te doden of afgeschoten wild te apporteren. Een drijfhond (zoals de Basenji) spoort het wild op en drijft het wild naar de jager of naar een net. Een brak drijft het wild op en volgt het wild totdat het uitgeput raakt. Een brak doodt het kleinwild meestal zelf. Voorbeelden van brakken zijn de Grand bleu de Gascogne voor de jacht op grootwild en de Beagle voor de jacht op kleinwild. Een vogelhond, zoals de spaniël, drijft de vogels uit de lage dekking, waarna de jager de vogel afschiet. Een staande hond, zoals de Vizsla, speurt het wild voorzichtig op, waarbij ze op afstand van het wild stil gaan staan (zo wordt gewezen op de plaats waar het wild schuilt). Een retriever (zoals de Golden Retriever) haalt het afschoten klein wild voor de jager op (apporteren), de Nova Scotia Duck Tolling Retriever kan waterwild binnen schietbereik van de jager brengen en daarna apporteren. Een terriër, zoals de Jackrussellterriër, is gefokt om kleinwild uit de holen te jagen of ze in de holen klem te zetten. Voor de moderne jacht worden vaak allround jachthonden gebruikt, zoals de Duitse Staande.
Een hoogzit is een kleine uitkijktoren aan een bosrand of aan de rand van een veld van waar de jager het wild kan observeren en eventueel afschieten. De hoogzit is met een laddertje te beklimmen en kan bestaan uit een stevige jachthut op palen, of uit een simpeler gecamoufleerd platform met een zitplank dat bevestigd is aan de stam van een boom.
Het schieten van wild vanaf een verhoging – de zogeheten aanzitjacht – doet men om meerdere redenen.
Vanaf een hoogzit wordt doorgaans op groter wild geschoten, vooral vossen, reeën, herten en (ever)zwijnen.
Veruit de meeste jagers maken gebruik van een geweer om de jacht uit te oefenen. Dit omdat het doorgaans het meest efficiënte middel is om mee te jagen.
De jager gebruikt twee soorten geweren, het hagelgeweer en het kogelgeweer (ook wel kogelbuks genoemd). Het hagelgeweer wordt voornamelijk gebruikt voor kleinwild en het kogelgeweer voor grofwild. Dubbelloops jachtgeweren zijn er in twee vormen: met de lopen naast elkaar (juxtaposé) en boven elkaar (superposé), voor zowel hagel als kogel. Er zijn ook combinaties mogelijk, bijvoorbeeld twee hagellopen naast elkaar en daaronder een kogelloop, dit wordt een drilling genoemd. Er bestaat ook een dubbelloops kogelgeweer, de dubbelbuks. Enkele bekende merken zijn: Browning, Winchester, Merkel, Zabala, Sako, Remington en Ruger.
Jagers nemen soms deel aan jachtreizen naar wildrijke gebieden in het buitenland, dit wordt wel "jachttoerisme" genoemd. Onder begeleiding van een plaatselijke gids kan men jagen op grootwild, zoals wilde zwijnen, elanden, beren, wolven in de noordelijke streken of antilopen, gazelles, buffels en dergelijke in de savannes van Afrika. Deze laatste vorm van reizen wordt vaak een safari genoemd. Natuurfotografen kunnen dezelfde gebieden bezoeken voor fotosafari's. Jachtreizen worden onder andere aangeboden naar Mongolië, Kazachstan, Rusland en Canada. Meestal moet in het land van bestemming een aanzienlijk bedrag betaald worden aan de lokale autoriteiten voor een afschotvergunning. Dit is voor armere landen een aantrekkelijke bron van inkomsten.
Oorspronkelijke inwoners van diverse streken ontwikkelden verschillende manieren van jacht. Zo gebruikte men in Australië daarvoor een boemerang en in Zuid-Amerika een blaaspijp met een gifpijl. Ook het gebruik van werpsperen komt voor. Een andere veel voorkomende methode is het jagen met pijl-en-boog. Soms worden er ook klemmen en vallen gezet; deze methode wordt vooral toegepast door pelsjagers, bijvoorbeeld in Siberië. Een andere traditionele vorm van jacht is het jagen met valken, de valkerij.
De jagers hebben 4 schutspatronen. De bekendste is Sint-Hubertus (3-11) met als zijn voorganger Sint-Eustachius of Sint-Eustatius (20-9). Daarnaast Sint-Egidius of Sint-Gilles (1-9) en Sint-Bavo of Sint-Baaf (1-10). De laatste vooral voor de valkeniers.