In de wereld van vandaag heeft Heerlijkheid Bocholt een ongekende relevantie gekregen. Of het nu vanwege de impact ervan op de samenleving, de invloed op de cultuur of de relevantie ervan op wetenschappelijk gebied is, Heerlijkheid Bocholt is voor veel mensen over de hele wereld een interessant onderwerp geworden. Terwijl we de verschillende facetten van Heerlijkheid Bocholt onderzoeken, is het belangrijk om het belang ervan, de implicaties ervan en de mogelijke gevolgen die het zou kunnen hebben voor ons milieu te bespreken. In dit artikel zullen we Heerlijkheid Bocholt grondig onderzoeken en de relevantie ervan op verschillende gebieden van het dagelijks leven ontdekken.
De heerlijkheid Bocholt was een heerlijkheid in het Loonse gedeelte van het prinsbisdom Luik. Het grondgebied kwam overeen met de gemeente Bocholt in de 19e eeuw en 20e eeuw. Er waren vijf bestuurlijke kwartieren: Bocholt met Lechten; Veldhoven; Kreyel–Bovenkreyel–Neerkreyel; Lozen; op Goolder met de Hees.
Voorgeschiedenis
De gehuchten van Bocholt ontstonden in het domein Britte (zie Bree), een kerkelijke enclave onder Loonse voogdij. In de loop van de 12e eeuw richtte de graaf van Loon twee schepenbanken op: te Gerdingen, voor de Vier Crispelen ten zuiden van de Abeek, en te Bocholt, voor de gehuchten ten noorden ervan. Beide schepenbanken waren ondergeschikt aan het Loonse beroepshof in Vliermaal.
Omstreeks 1200 gaf de graaf zijn schepenbanken Gerdingen en Bocholt in leen aan het adellijke geslacht Elsloo–Born. Het leenhof van Bocholt was hoeve de Damburg. Er was nooit een permanente adellijke residentie in Bocholt. De landsheren van Bocholt waren immers tevens heer van andere heerlijkheden en verbleven weinig in Bocholt.
1200–1400
- 1218: Herman van Elsloo en Otto van Born verkopen de tiende van Gerdingen aan de abdij van Herkenrode.
- 1231: Gozewijn, de zoon van Otto, verkoopt aan deze abdij ook de tiende van Bocholt.
- 1287: Rechtszaak tussen Otto II van Born en de abdij van Herkenrode.
- 1296: Gozewijn II van Born geeft aan synen neve Willem II van Horne toelating om de Weerterbeek te graven.
- 1335: Otto II van Born is heer van Bocholt. Namens de hertog van Gulik leent hij tegelijkertijd Elsloo, Kessenich en Grote-Brogel (met Erpekom).
- Bij het overlijden van Otto II gaan Kessenich en Grote-Brogel naar zijn zoon Otto III, en diens echtgenote Johanna van Breydenbempt. Bocholt blijft aan de douairière, Katharina van Wildenburg, en haar tweede echtgenoot, Reinhard van Schoonvorst.
- ± 1371: In de nasleep van de Brabantse nederlaag bij Baesweiler trekt Reinhard naar Rhodos. Bocholt wordt herenigd met Kessenich en Grote-Brogel. Otto III sterft maar Johanna hertrouwt met Lodewijk van Reifferscheid (1374).
- ± 1380: Prins-bisschop Horne laat Lodewijks bezittingen gewapenderhand innemen. Hij schenkt ze aan Jan van Horne bijgenaamd "de Wilde".
-
In de 13e en 14e eeuw werd Bocholt bestuurd vanuit het
kasteel Born
-
1400–1580
1580–1794
- 1585: Willem van Lalaing volgt zijn moeder Eleonora op.
- 1590: Willem wordt opgevolgd door drie zonen: Antoon III van Lalaing (het Land van Hoogstraten), Godart en Arnold (beiden Bocholt).
- Godart en Arnold dragen hun gedeelde rechten over aan de zoon van Godart, Jan-Willem van Bocholtz.
- 1683: De kinderen van Jan-Willem houden een loting over wie de heerschappij moet erven. De winnaar is Joanna-Theresia-Clara, getrouwd met een de Lannoy. In 1715 laat dit echtpaar het poortgebouw van de Damburg bouwen.
- 1730: Het testament van Joanna-Theresia-Clara duidt een verwant aan, uit het geslacht Blanckaert te Guigoven. Hij is getrouwd met een Fürstenberg.
- ± 1760: Clemens-Lotharius van Fürstenberg
- 1791: Francis-Clemens van Fürstenberg
- 1794: De heerlijke titel en rechten worden afgeschaft door het Franse bewind. Het graafschap Loon gaat op in het departement Nedermaas.
Externe link