Het onderwerp van G.H. Martel & Co. heeft door de jaren heen grote belangstelling gewekt, zowel onder experts als bij het grote publiek. De relevantie van G.H. Martel & Co. in de huidige context kan niet over het hoofd worden gezien, aangezien het verschillende aspecten van het dagelijks leven beïnvloedt, van gezondheid tot politiek. Dit artikel heeft tot doel een complete en bijgewerkte visie op G.H. Martel & Co. te bieden, waarbij de implicaties ervan, de evolutie ervan in de loop van de tijd en de toekomstperspectieven die rond dit onderwerp worden voorzien, worden behandeld. Door middel van een gedetailleerde en rigoureuze analyse proberen we de lezer een duidelijk en verrijkend panorama te bieden waarmee hij het belang van G.H. Martel & Co. vandaag de dag volledig kan begrijpen.
G.H. Martel & Co. | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Oprichting | 1869 | |||
Oprichter(s) | Gustav Heinrich Martel | |||
Eigenaar | Rapeneau | |||
Sleutelfiguren | familie Tabourin | |||
Land | Frankrijk | |||
Hoofdkantoor | Reims | |||
Sector | Champagne | |||
|
G.H. Martel & Co. is een in 1869 door Gustav Heinrich Martel, een oogsteigenaar uit Avenay Val d’Or, opgericht champagnehuis dat in Reims is gevestigd. Het bedrijf werd in 1920 overgenomen door de familie Tabourin en is sinds 1979[1] eigendom van de firma Rapeneau die ook eigenaar van Mansard Baillet en Charles de Cazanove is.
Het bedrijf heeft drie traditionele perscentra, 20.000 m2 kelders en 55.000 hl vaten, waarvan sommige met de modernste roestvrijstalen vaten met temperatuurregeling.[1] Zij produceren 2 miljoen flessen, die ze verdelen over Frankrijk en de rest van Europa.
Sinds 2015 zijn de kelders van het huis een onderdeel van het UNESCO-werelderfgoed “Heuvels, huizen en kelders van de Champagne”.
Gezien de ligging op de heuvel Saint-Nicaise maken de kelders van het huis sinds 2015 een onderdeel uit van het UNESCO-werelderfgoed “Heuvels, huizen en kelders van de Champagne”.
La colline Saint-Nicaise comprend quatre éléments, dont trois sont en sous-sol – les caves Charles Heidsieck, Ruinart, Pommery et Veuve Clicquot, les caves Taittinger (dans le clos médiéval, sous l’abbaye Saint-Nicaise) et les caves Martel (anciennes carrières réutilisées depuis le XVIIIe siècle) – et la partie aérienne de la colline.
(De heuvel van Saint-Nicaise bestaat uit vier elementen, waarvan er drie ondergronds zijn: de kelders van Charles Heidsieck, Ruinart, Pommery en Veuve Clicquot, de kelders van Taittinger (in de middeleeuwse omheining, onder de abdij van Saint-Nicaise) en de kelders van Martel (oude steengroeven die opnieuw zijn gebruikt) (sinds de 18e eeuw) – en het bovengrondse deel van de heuvel.)