In de wereld van vandaag is Eikenpage een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van miljoenen mensen over de hele wereld. Of het nu vanwege de impact ervan op de samenleving, de relevantie ervan op wetenschappelijk gebied of het belang ervan in de populaire cultuur is, Eikenpage is een onderwerp van universeel belang geworden. Sinds zijn opkomst heeft Eikenpage debatten, onderzoek en analyses opgeleverd die ons in staat hebben gesteld de reikwijdte en dimensies ervan te begrijpen. In dit artikel zullen we verschillende aspecten onderzoeken die verband houden met Eikenpage, van de oorsprong tot de invloed ervan op verschillende gebieden van het dagelijks leven. Via een multidisciplinaire aanpak zullen we proberen een alomvattend beeld te bieden van Eikenpage en de impact ervan op de wereld van vandaag.
Eikenpage | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||
Vrouwtje | |||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Favonius quercus (Linnaeus, 1758) Originele combinatie Papilio quercus | |||||||||||||
![]() | |||||||||||||
Vrouwtje | |||||||||||||
![]() | |||||||||||||
Onderzijde vrouwtje | |||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||
Eikenpage op ![]() | |||||||||||||
|
De eikenpage (Favonius quercus, ook wel in de geslachten Quercusia en Neozephyrus geplaatst) is een vlinder uit de familie Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes.
De spanwijdte varieert tussen de 28 en 34 millimeter. De bovenkant van de vleugels van de mannetjes is iriserend blauw op een bruine basiskleur, bij de vrouwtjes ontbreekt de irisatie grotendeels, slechts twee kleine vlekken op de voorvleugels zijn iriserend blauw.
De waardplant van de vlinder is de eik. De vliegtijd is van juni tot en met augustus. De vlinder is vaak lastig waar te nemen omdat een groot deel van de tijd hoog in de toppen van eiken wordt doorgebracht. Ook vliegen ze vaak later in de middag tot ver in de avond. Af en toe, vooral bij warm en droog weer, dalen de vlinders tot lagere takken of zelfs naar bloeiende planten zoals wilde liguster om nectar te drinken. In de toppen van de eiken voeden de vlinders zich met honingdauw, een nectar-achtige vloeistof die wordt uitgescheiden door veel soorten blad- en schildluizen.
Het verspreidingsgebied beslaat Europa, Noord-Afrika, Klein-Azië en de Kaukasus. In Nederland is het een vrij schaarse standvlinder die op zandgrond in het duingebied en in het binnenland vrij algemeen kan voorkomen; in België is de soort vrij algemeen, met uitzondering van de kust.
De eitjes overwinteren, waarna in het voorjaar de rupsen zich met de bloesem van de eik voeden. Het verpoppen vindt plaats in een los spinsel tussen mos of bladresten op de grond.