In dit artikel verkennen we de fascinerende wereld van Eerste Kamerverkiezingen 1956 (juni), waarbij we de impact ervan op de hedendaagse samenleving en de relevantie ervan in verschillende aspecten van het dagelijks leven analyseren. Vanaf zijn oorsprong tot zijn invloed vandaag de dag heeft Eerste Kamerverkiezingen 1956 (juni) een cruciale rol gespeeld bij het vormgeven van de wereld waarin we leven. Via een multidisciplinaire aanpak zullen we de implicaties ervan op verschillende gebieden onderzoeken, van politiek en economie tot cultuur en technologie. Op dezelfde manier zullen we ons verdiepen in minder bekende aspecten van Eerste Kamerverkiezingen 1956 (juni), waardoor nieuwe perspectieven worden onthuld die ons in staat zullen stellen het belang ervan in de huidige context beter te begrijpen. Via deze reis willen we de lezer een brede en verrijkende visie op Eerste Kamerverkiezingen 1956 (juni) bieden, en hen uitnodigen om na te denken over de rol ervan in de hedendaagse wereld.
Eerste Kamerverkiezingen 1956 (juni) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Datum | 14 juni 1956 | ||||||
Land | ![]() | ||||||
Te verdelen zetels | 50 | ||||||
Opvolging verkiezingen | |||||||
| |||||||
|
De Eerste Kamerverkiezingen van juni 1956 waren tussentijdse Nederlandse verkiezingen voor de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Zij vonden plaats op 14 juni 1956.
De verkiezingen waren noodzakelijk geworden na ontbinding van de Eerste Kamer, nadat een voorstel tot Grondwetsherziening in eerste lezing door Tweede Kamer en Eerste Kamer aangenomen was. Bij deze verkiezingen kozen de leden van de Provinciale Staten - die op 21 april 1954 bij de Statenverkiezingen gekozen waren - in vier kiesgroepen[1] een geheel nieuwe Eerste Kamer.
De door de leden van Provinciale Staten uitgebrachte stemmen hadden niet alle dezelfde waarde; zij werden gewogen aan de hand van de bevolkingscijfers van de provincies.
De uitslag van de verkiezingen was als volgt:
Partij | Zetels | +/− | Zetelverdeling naar kiesgroep[1] | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1955 | 1956 (I) | I[2] | II[3] | III[4] | IV[5] | ||
Katholieke Volkspartij | 17 | 17 | 0 | 9 | 3 | 3 | 2 |
Partij van de Arbeid | 14 | 15 | +1 | 2 | 4 | 4 | 5 (+1) |
Anti-Revolutionaire Partij | 7 | 7 | 0 | 1 | 2 | 2 | 2 |
Christelijk-Historische Unie | 6 | 6 | 0 | 1 | 2 | 1 | 2 |
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie | 4 | 4 | 0 | 0 | 2 | 1 | 1 |
Communistische Partij van Nederland | 2 | 1 | −1 | - | 0 | 1 | 0 (−1) |
Totaal | 50 | 50 | 0 | 13 | 13 | 12 | 12 |
Bij deze verkiezingen waren alle 50 leden aftredend, van wie 46 herkozen werden.