Druivensap

In dit artikel wordt gedetailleerd ingegaan op de kwestie van Druivensap, die vandaag de dag aanzienlijk relevanter is geworden. Door de jaren heen is Druivensap het onderwerp geweest van talloze studies en onderzoeken, waardoor we een beter inzicht hebben gekregen in de implicaties en toepassingen ervan in verschillende contexten. Vanaf het ontstaan ​​tot aan de evolutie ervan in de hedendaagse samenleving heeft var1 grote belangstelling gewekt en een debat op gang gebracht over het belang en de impact ervan op verschillende gebieden. Door middel van een uitgebreide en rigoureuze analyse is het doel om licht te werpen op dit onderwerp en een alomvattende visie te bieden die de kennis en het begrip van Druivensap kan verrijken.

Druiven voor ze tot sap geperst worden

Druivensap is het sap van de druif.

Het wordt uit druiven verkregen door deze te pletten. Vroeger deed men dit met de voeten en gebruikte men een soort overloopvat waar het druivensap in vloeide. Tegenwoordig gebruikt men hiervoor vaak een sapcentrifuge. Druivensap kan ook gezoet en langer houdbaar gemaakt worden en als een niet-alcoholische drank gedronken worden.

Wanneer druivensap gefermenteerd wordt, kan er wijn, brandewijn of azijn van worden gemaakt. In de wijnindustrie wordt druivensap dat 7-23 procent pulp, schillen, steeltjes en zaden bevat most genoemd.

Dr. Thomas Welch bereidde in 1869 het eerste houdbaar druivensap door pasteurisatie en wel als niet alcoholisch alternatief voor miswijn[1]. Hij gebruikte de blauwe druif van het ras Concord, die nu nog het meest gebruikt wordt voor blauw druivensap.

Druivensap kan minder lang bewaard worden dan wijn. Gepasteuriseerd druivensap kan eens het geopend is twee weken in de koelkast bewaard worden. Naarmate het langer bewaard wordt, zal het bitterder smaken, omdat het oxideert.

Inhoudsstoffen

Druiven bevatten polyfenolen, waaronder flavonoïden, anthocyanines, catechine[2], procyanidine[3] en resveratrol[4]. Resveratrol is zo een polyfenol en druivensap bevat 1 tot 8 mg / liter resveratrol[5][6] dus ongeveer evenveel als in rode wijn en net als in rode wijn te weinig om effecten te verklaren. De pitten bevatten tocotriënol.

Veel van de deze polyfenolen hebben antioxidatieve, ontstekingsremmende en bloedstollingremmende eigenschappen, en mogelijk zijn deze stoffen dan ook (mede) verantwoordelijk voor de Franse paradox, het feit dat in Frankrijk, waar de consumptie van rode wijn hoog ligt, relatief weinig hart- en vaatziekten voorkomt.

Druivensap blijkt bloeddrukverlagend te werken[7]. Druivensap verhoogt het HDL-cholesterolgehalte significant en verlaagt twee biomarkers voor ontsteking bij mensen met stabiele ischemische hartklachten[8]. Ook in ander onderzoek blijkt de gunstige werking van druivensap op risicofactoren voor hart- en vaatziekten[9], wat doet vermoeden dat effecten van consumptie van druivensap vergelijkbaar zijn met de gunstige effecten van rode wijn (één of twee glazen rode wijn per dag).

Druivensap vertoont ten opzichte van druiven het nadeel, dat het een hogere glykemische index bezit en dus minder geschikt is voor mensen met neiging tot diabetes.