In dit artikel zullen we Deutsches Heer verder onderzoeken, een onderwerp dat de aandacht heeft getrokken van zowel academici, experts als enthousiastelingen. Deutsches Heer is tegenwoordig een onderwerp van groot belang en het belang ervan strekt zich uit tot verschillende gebieden, van wetenschap en technologie tot cultuur en samenleving. In deze tekst zullen we de verschillende aspecten met betrekking tot Deutsches Heer analyseren, evenals de impact ervan op de huidige wereld. Van zijn oorsprong tot zijn evolutie, door zijn invloed op verschillende gebieden, zullen we dit fascinerende onderwerp in detail onderzoeken en de vele facetten ontdekken die het vandaag de dag zo relevant maken.
Deutsches Heer | ||
---|---|---|
![]() | ||
De Kaiserstandarte, de vlag van de Duitse keizer als opperbevelhebber van het leger.
| ||
Oprichting | 1871 | |
Ontbinding | 1919 | |
Land | ![]() | |
Type | Landmacht | |
Aantal | 13.500.000 (tijdens WOI) | |
Motto | "Gott mit uns" | |
Kleur | Zwart, wit, rood | |
Veldslagen | Frans-Duitse Oorlog Samoaanse Burgeroorlog Abushiri Opstand Boxeropstand Slag van Maroua–Miskin Herero oorlogen Maji Maji Opstand Sokehs Opstand Eerste Wereldoorlog Finse Burgeroorlog Novemberrevolutie | |
Commandanten | De Duitse keizer |
Het Deutsches Heer (Nederlands: Duitse leger; ook bekend als Kaiserliches Heer of Kaiserliche Armee) was de landmacht van het Duitse Keizerrijk. Het bestond van 1871 tot 1919. Het andere onderdeel van het Duitse keizerlijke leger was de Kaiserliche Marine.
Het leger stond in vredes- en oorlogstijd onder bevel van de Duitse keizer, die ook koning van Pruisen was. Het leger bestond uit de afzonderlijke legers van de bondslanden Pruisen, Beieren, Saksen en Württemberg. De soldaten van de overige bondslanden stonden, volgens militaire verdragen, onder Pruisisch bevel of werden bij het Pruisische leger ingelijfd. De Beierse, Saksische en Württembergse legers stonden in vredestijd onder bevel van hun eigen koningen. Beieren had zelfs een eigen ministerie van oorlog.[1] Het Beierse leger was opgenomen in het Duitse leger als een zelfstandig contingent. De Saksische en Württembergse legers waren opgenomen als zelfstandige legerkorpsen. De overige bondslanden leverden kleinere eenheden, zoals regimenten of in het vorstendom Lippe een bataljon.
De dienstplichtige soldaten waren afkomstig uit de boerenbevolking en de burgerij van het land. Maar het officierskorps was voor het overgrote deel afkomstig uit de aristocratie van het Duitse rijk. Vooral officieren afkomstig van de pruisische landadel (Junkers) hadden een voorname positie in het leger.
De keizer werd als opperbevelhebber bijgestaan door de Generale Staf. De chef van de Generale Staf was belangrijkste adviseur van de keizer op militair gebied en had zodoende veel invloed. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wist de Oberste Heeresleitung zelfs zoveel macht naar zich toe te trekken dat zij de feitelijke regering van Duitsland werd.
Het aantal dienstplichtigen in het Duitse leger groeide ook in vredestijd, vanwege de bevolkingsgroei in het Duitse Rijk. Tijdens de Eerste Wereldoorlog dienden er zo'n 11 miljoen soldaten in het Duitse leger.[2]
Jaar | 1875 | 1888 | 1891 | 1893 | 1899 | 1902 | 1906 | 1908 | 1911 | 1913 | 1914 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Soldaten | 420.000 | 487.000 | 507.000 | 580.000 | 591.000 | 605.000 | 610.000 | 613.000 | 617.000 | 663.000 | 794.000 |
De Duitse landmacht in latere perioden: