In dit artikel wordt het onderwerp Boslemming vanuit een breed en gedetailleerd perspectief behandeld. De impact die Boslemming heeft op de huidige samenleving zal worden geanalyseerd, evenals de historische relevantie en invloed ervan op verschillende gebieden. Verder zullen verschillende standpunten worden besproken en zullen argumenten voor en tegen Boslemming worden gepresenteerd, om een evenwichtig en compleet beeld over dit onderwerp te bieden. Bovendien zullen de toekomstige implicaties van Boslemming en mogelijke strategieën om dit effectief aan te pakken worden onderzocht. Dit artikel probeert lezers een diep en verrijkend begrip van Boslemming te bieden, waardoor ze hun eigen mening kunnen vormen en kunnen deelnemen aan een geïnformeerd debat over dit onderwerp.
Boslemming IUCN-status: Niet bedreigd[1] (2016) | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||
Myopus schisticolor (Lilljeb., 1844) | |||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||
Verspreidingsgebied van de boslemming. | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||
Boslemming op ![]() | |||||||||||||||||
|
De boslemming (Myopus schisticolor) is een soort lemming uit de naaldbossen in het noorden van Europa en Azië. Het is de enige soort uit het geslacht Myopus.
De boslemming heeft een donker leigrijze vacht. Volwassen dieren hebben een roestbruine vlek op de achterzijde, die ontbreekt bij jongere dieren. 's Winters is de vacht lichter van kleur. De staart is vrij kort. De boslemming is kleiner dan de bekendere berglemming (Lemmus lemmus). Hij wordt 80 tot 115 millimeter lang en 20 tot 45 gram zwaar. De staart is 10 tot 20 millimeter lang.
De boslemming is 's nachts actief. Hij graaft gangen en legt vluchtroutes aan in het mos. Mos vormt ook zijn belangrijkste voedselbron. 's Winters graaft hij gangen onder de sneeuw. Hier legt hij ook zijn nesten aan. Bij dooi komen deze gangen en nesten bloot te liggen.
De voortplantingstijd valt in Oost-Finland van mei tot augustus. In Zuid-Noorwegen plant hij zich ook 's winters nog voort. Een vrouwtje krijgt één tot zes jongen per worp. De jongen zijn na een maand geslachtsrijp. Tussen worpen zit gemiddeld zo'n vijfentwintig dagen. De boslemming kent een populatiecyclus van zo'n vier jaar. Anders dan de berglemming groeit het aantal dieren in een succesvol jaar nooit tot zulke proporties dat over een plaag kan worden gesproken. Opvallend genoeg is de geslachtsverhouding zeer scheef: slechts 25% van alle dieren is mannelijk.[2][3] Sommige vrouwtjes krijgen enkel vrouwelijke nakomelingen door een mutatie in de geslachtschromosomen.
Hij komt voor in de Euraziatische boreale zone van Noorwegen en Zweden tot aan Sachalin en Kamtsjatka. In het oostelijke deel van het verspreidingsgebied ligt de zuidgrens in het noorden van Mongolië en het noordoosten van China. De boslemming heeft een voorkeur voor vochtige naaldwouden, die een rijke moslaag hebben.[1][3] Wordt gevonden op hoogten tussen 600 en 2.450 meter boven zeeniveau.[1]