In de wereld van vandaag is Autismespectrumquotiënt een kwestie die op verschillende terreinen van de samenleving aan relevantie heeft gewonnen. Of het nu gaat om politiek, economie, technologie, gezondheid en cultuur, Autismespectrumquotiënt is een belangrijk punt van discussie en debat geworden. De invloed ervan breidt zich internationaal uit, heeft een impact op de besluitvorming en veroorzaakt aanzienlijke veranderingen in veel aspecten van het dagelijks leven. In dit artikel zullen we de verschillende invalshoeken en perspectieven met betrekking tot Autismespectrumquotiënt onderzoeken, waarbij we de impact en relevantie ervan in de wereld van vandaag analyseren.
Het autismespectrumquotiënt (AQ) is een test om na te gaan of iemand tot het autismespectrum zou kunnen behoren, voordat er overgegaan wordt tot het stellen van een officiële diagnose. Er wordt onder meer gepeild of er voldoende sociale interactie en interesse is, de graad van repetitiviteit, oog voor details, graad van empathisch vermogen en verbeeldingskracht.
De test bestaat uit vijftig vragen met telkens vier keuzemogelijkheden: van "geheel mee eens" via "enigszins mee eens" en "enigszins mee oneens" tot "geheel mee oneens". Er zijn aangepaste versies voor kinderen en jonge volwassenen. Tachtig procent van personen met het aspergersyndroom heeft een score van 32 tot 50, terwijl in een controlegroep slechts twee procent van de mensen die score haalde.[1]
De test werd in 2001 gepubliceerd door autismespecialist Simon Baron-Cohen en collega's van het Autism Research Centre aan de Universiteit van Cambridge[2], en kreeg bekendheid toen het tijdschrift Wired een artikel wijdde aan de test en deze op zijn website zette.