Vandaag willen we het hebben over Arthur van Schendel (museumdirecteur), een onderwerp dat de laatste tijd aan grote relevantie heeft gewonnen. Arthur van Schendel (museumdirecteur) is een aspect van het leven dat iedereen op de een of andere manier beïnvloedt, en daarom is het zo interessant en belangrijk om dit diepgaand te onderzoeken. In dit artikel zullen we verschillende aspecten analyseren die verband houden met Arthur van Schendel (museumdirecteur), van de historische oorsprong tot de impact ervan op de huidige samenleving. We zullen ook proberen in te gaan op de verschillende meningen en perspectieven die rond Arthur van Schendel (museumdirecteur) bestaan, met als doel een complete en verrijkende visie op dit interessante onderwerp te bieden.
Arthur van Schendel | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Leopold Senghor, Van Schendel, Colette Hubert en Beatrix in 1974
| ||||
Algemene informatie | ||||
Volledige naam | Arthur François Emile van Schendel | |||
Geboren | 18 mei 1910 Ede | |||
Overleden | 6 februari 1979 Amsterdam | |||
Nationaliteit(en) | ![]() | |||
Beroep(en) | kunsthistoricus | |||
Bekend van | directeur Rijksmuseum 1959-1975 | |||
|
Arthur François Emile van Schendel (Ede, 18 mei 1910 - Amsterdam, 6 februari 1979) was een Nederlands kunsthistoricus en museumdirecteur.
Van Schendel was een zoon van de bekende schrijver Arthur van Schendel (1874-1946) en diens tweede echtgenote Anna de Boers.
Hij was tien toen hij met zijn ouders naar Italië verhuisde en in Firenze school ging. In 1930 trok hij naar Parijs en studeerde er kunstgeschiedenis aan de Sorbonne. In 1933 kwam hij weer naar Nederland en werd onbezoldigd medewerker in het departement schilderijen van het Rijksmuseum Amsterdam. In 1936 werd hij er als assistent benoemd.
In 1938 behaalde hij een doctoraat in de kunstgeschiedenis aan de Sorbonne met een dissertatie gewijd aan middeleeuwse tekeningen in Lombardije.
In de periode voor de Tweede Wereldoorlog, en ook tijdens de oorlog, bestond zijn voornaamste activiteit er in de kunstwerken van het Rijksmuseum in veilige schuilplaatsen onder te brengen.
Na de oorlog werd hij conservator in het departement schilderwerken en in 1950 werd hij de directeur van het departement. Niet verwonderlijk behoorde het behoud van kunstwerken tot zijn hoofdbekommernis. Heel wat schilderijen werden onder zijn supervisie gereinigd, gerestaureerd en bestudeerd, met inbegrip van De Nachtwacht. Voor dit meesterwerk werd wetenschappelijk onderzoek gedaan met infrarode fotografie en Röntgen-doorlichting. Hiervoor deed hij beroep op de Belgische deskundige Paul Coremans. Samen met restaurateur H. H. Mertens publiceerde hij hierover de bevindingen.
Het Röntgenonderzoek van Rembrandts De Staalmeesters bracht nieuwe inzichten mee over de schildertechniek van de meester.
In 1963 richtte Van Schendel in Amsterdam een onafhankelijk laboratorium op, het Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap.
Hij speelde een aanzienlijke rol binnen de internationale organisaties die zich bekommerden om conservatie en restauratie van kunstwerken.
In 1959 volgde hij in het Rijksmuseum Amsterdam David Röell op als algemeen directeur. Zijn hoofdopdracht was voortaan het voleindigen van de renovatie van het museum, die door zijn voorganger was aangevat. Twee gebouwen werden herbouwd, naar een ontwerp van architect Dick Elffers (1910-1990) om er de afdelingen beeldhouwwerk, toegepaste kunsten en Nederlandse geschiedenis in onder te brengen. Van Schendel was hierbij voorstander van sobere en aantrekkelijke presentaties, in een rustige sfeer.
Onder zijn leiding verwierf het Rijksmuseum schilderijen van grote meesters, onder meer een triptiek door Lucas van Leyden en landschappen door Aelbert Cuyp en Philips Koninck. In 1965 kocht het Rijksmuseum het toen aan Rembrandt toegeschreven Heilige Familie op nachtelijke vlucht aan.
Onder Van Schendels leiding werden belangrijke tentoonstellingen georganiseerd, zoals in 1968-1969 over de Italiaanse fresco's die in 1966 uit het overstroomde Firenze waren gered. In 1969 bezochten 460.489 bezoekers een tentoonstelling naar aanleiding van de vierhonderdste verjaardag van de dood van Rembrandt, destijds een record voor het Rijksmuseum.
Van Schendel ging met pensioen in 1975 en bleef nog tot aan zijn schielijke dood in 1979, actief in verschillende organisaties.