In dit artikel zullen we het onderwerp Arrest Arnoud Gerritse onderzoeken vanuit een multidisciplinaire benadering, waarbij we de implicaties en relevantie ervan in verschillende contexten analyseren. Arrest Arnoud Gerritse is een onderwerp dat op verschillende gebieden uitgebreid wordt bestudeerd en besproken. De gevolgen ervan variëren van sociaal tot wetenschappelijk gebied, en de invloed ervan strekt zich uit door de geschiedenis heen. Door middel van een uitgebreide analyse willen we licht werpen op Arrest Arnoud Gerritse en een compleet perspectief bieden waarmee we het belang en de reikwijdte ervan vandaag de dag kunnen begrijpen. In dit artikel zullen we verschillende aspecten van Arrest Arnoud Gerritse onderzoeken en de impact ervan op de huidige samenleving verkennen, evenals mogelijke implicaties voor de toekomst.
Arnoud Gerritse | ||
---|---|---|
Datum | 12 juni 2003 | |
Partijen | Arnoud Gerritse / Finanzamt Neukölln-Nord | |
Zaak | C-234/01 | |
Instantie | Europees Hof van Justitie | |
Adv.-gen. | P. Léger[1] | |
Soort zaak | belasting | |
Procedure | prejudiciële vraag uit Duitsland | |
Procestaal | Duits | |
Regelgeving | 59 + 60[2][3] EG-verdrag | |
Onderwerp | vrije verkeer van diensten; bronbelasting op lokale inkomsten van een niet-ingezetene | |
Vindplaats | Jur. 2003, p. I-05933 BNB 2003/284 | |
ECLI | ECLI:EU:C:2003:340 | |
CELEX | 62001CJ0234 |
Het arrest Arnoud Gerritse is een uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 12 juni 2003 (zaak C-234/01) inzake:
Arnoud Gerritse, een Rotterdams jazzdrummer, was in 1996 enkele dagen in Berlijn om voor een radiostation op te treden. Op het honorarium van 6007,55 DEM werd een forfaitaire inkomstenbelasting van 25% (1501,89 DEM) ingehouden, zonder rekening te houden met een bedrag van 968 DEM aan reis- en verblijfkosten. Een aanslag van een Duits ingezetene voor de inkomstenbelasting hield daarentegen wel rekening met dergelijke verwervingskosten.
Een na afloop van het kalenderjaar bij de Duitse belastingdienst ingediende aangifte voor de inkomstenbelasting werd niet in behandeling genomen. Na afwijzing van een bezwaarschrift ging Gerritse in beroep bij het Finanzgericht Berlin. Dit gerecht heeft het Hof van Justitie verzocht om een prejudiciële beslissing.
Is een dergelijke bronheffing in strijd met het gemeenschapsrecht?
Gerritse beriep zich op het gemeenschapsrecht, namelijk het beginsel van het vrije verkeer van diensten. Gerritse had drie bezwaren tegen deze bronbelasting op lokale inkomsten vanwege een verschillende behandeling ten opzichte van een Duits ingezetene:
1. De artikelen 59 EG-Verdrag en 60 EG-Verdrag verzetten zich tegen een nationale regeling als die in het hoofdgeding, waarin als algemene regel bij de belastingheffing van niet-ingezetenen rekening wordt gehouden met de onzuivere inkomsten zonder aftrek van beroepskosten, terwijl ingezetenen worden belast naar hun zuivere inkomsten na aftrek van die kosten.
2. Die artikelen verzetten zich daarentegen niet tegen die regeling, voorzover daarin als algemene regel over de inkomsten van niet-ingezetenen een aan de bron ingehouden definitieve belasting wordt geheven tegen een uniform tarief van 25%, terwijl de inkomsten van ingezetenen worden belast volgens een progressief tarief met toepassing van een belastingvrije som, mits het belastingpercentage van 25% niet hoger is dan het percentage dat voor de betrokkene daadwerkelijk zou resulteren bij toepassing van het progressieve tarief op de zuivere inkomsten, vermeerderd met een bedrag overeenkomend met de belastingvrije som.
Het arrest is van groot belang voor internationale artiesten en (beroeps)sporters. In een aantal internationale belastingverdragen is geregeld, dat hun lokale inkomsten als niet-ingezetene in het land van optreden worden belast. Dat is dus doorgaans het geval, zulks in overeenstemming met aanbevelingen en een modelverdrag van de OESO.[4][5]